Eenzaam
Jacobus Philippa werd 30 september 1917 in Rotterdam geboren. Zijn vader was zeer religieus, zeer anti-Duits en voedde zijn kinderen zeer streng op. Jacobus, die in de wandelgangen Sjaak heette, mocht geen lid worden van verenigingen, had nauwelijks vrienden en had een eenzame jeugd.
Vader Bernardus werd in 1922 adjunct-directeur van de streng katholieke 2e ambachtsschool aan de De La Reyweg. Het gezin verhuisde daarop vanuit Rotterdam naar de Valkenboskade 646.
In 1934 vervulde Sjaak zijn dienstplicht en in 1937 volgde hij een opleiding bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Zijn bewondering voor het Nationaalsocialisme was toen in kleine kring bekend.
Vaders carrière verliep voorspoedig en hij werd onder andere 'Secretaris van de RK vereniging van directeuren en leerkrachten bij het nijverheidsonderwijs'. Het gezin verhuisde naar de Pauwenlaan 95.
Nationaalsocialist
Op 21 mei 1941 werd Sjaak lid van de NSB en meldde hij zich aan voor de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB. Vader verbrak hierop het contact met zijn zoon.
Sjaak die zich inmiddels Jacques liet noemen trad op 1 augustus 1942 in dienst bij de Duitse Waffen-SS en op 1 december 1943 werd hij Unterscharfuhrer (korporaal). Een jaar later op 1 maart 1944 trad hij toe tot de {tip title="landwacht" content="De Landwacht was een paramilitaire organisatie die tot taak kreeg Joden en verzetslieden op te sporen, openbare gebouwen te bewaken en wapens, illegale bladen en radio’s in beslag te nemen."}beroepslandwacht{/tip}.
Na Dolle Dinsdag in september 1944 arriveerde hij in de provincie Drenthe, bij de bloedgroep Norg. In de jaren 1944 en 1945 tot de bevrijding was hij opperstormwachter en hij bracht het uiteindelijk tot waarnemend districtscommandeur van dit onderdeel.
De gewelddadige Landwachters waren de meest gehate personen van Nederland en Norg was extra berucht. Philippa had de leiding bij veel acties en razzia's, maar hij organiseerde ook huiszoekingen en spoorde onderduikers op. Hij stond bekend als een wrede man en werd verantwoordelijk gehouden voor de dood van tientallen Nederlanders.
Een ooggetuige uit Zuidwolde: 'Philippa ging in burger weg. Hij sloop 's nachts als een bange hond zijn huis weer binnen. Zeker omdat zijn voorganger Duursma vermoord was.'
Landverrader
Doodstraf
Na de Tweede Wereldoorlog ondergingen ruim 300.000 Nederlanders de zogeheten bijzondere rechtspleging.
De zitting was op 29 december 1949. Sjaak Philippa werd op 5 januari 1950 door de bijzondere strafkamer van de Arrondissementsrechtbank in Assen bij verstek ter dood veroordeeld. Volgens de dagvaarding was hij als Nederlands vrijwilliger in Duitse krijgsdienst getreden en bovendien had hij opzettelijk meermalen als landwacht in de provincie Drenthe de Duitsers geholpen. Hij werd door de officier van justitie gezien als de animator van de beruchte Bloedgroep Norg.
Philippa kreeg de doodstraf, werd ontzet uit zijn kiesrechten en verloor ook formeel het Nederlanderschap.
Sjaak was echter spoorloos. Hij stond wel gesignaleerd, maar de Haagse politie vergat huiszoeking te doen bij zijn ouders.
Omdat het vonnis vijf jaar later nog steeds niet was voltrokken, werd de straf omgezet in levenslang.
Onderduiker
De voortvluchtige Philippa zat ondertussen vanaf 1946 gewoon bij zijn ouders op de Pauwenlaan 95 ondergedoken. Hij had al na een dag vrede gesloten met zijn vader en zowel vader als zoon spraken af het verleden te laten rusten.
Op de zolderverdieping waren twee kamertjes gemaakt, één daarvan was voor zoon Sjaak. De ouders woonden beneden en sliepen op de eerste verdieping.
Zowel de begane grond als de eerste etage waren volledig ingericht. Twee huiskamers dus en op het dak stonden twee televisieantennes. Waarschijnlijk kon Sjaak als de kust veilig was op de eerste etage relaxen.
Zijn moeder kookte jarenlang het eten dat Sjaak boven at. Soms, wanneer het donker was, waagde hij zich even in de keuken of in de huiskamer.
Gasten van de ouders kwamen bijna nooit boven en zo werd op 5 augustus 1955 het veertigjarig huwelijk van vader en moeder gevierd zonder dat een van de gasten door had dat een vergeten familielid op zolder bivakkeerde.
Solitair
Sjaak was een solitair en kon goed alleen zijn, maar zijn kluizenaarsbestaan werd wel problematisch toen hij nierstenen kreeg. Hij durfde niet naar de dokter te gaan en had daarom geen medicijnen. 'Ik heb het eerst geprobeerd met aspirines. Dan was je even van de pijn af. Later heb ik de tabletten van mijn moeder gebruikt. Ze had last van de gal. Zo'n aanval duurde een paar uur en als het voorbij was wist ik: ik ben er weer voor een paar maanden van af. Pas toen die niersteen naar buiten kwam, was het voorbij.'
Toen in 1965 het boek 'De ondergang' van de Nederlandse historicus Jacques Presser uitkwam, viel bij veellezer Philippa, naar eigen zeggen, het kwartje. Dit boek beschrijft de Nederlandse Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. 'In de oorlog wist ik wel degelijk dat de joden naar het oosten werden gebracht. Omdat het om complete gezinnen ging, koesterde ik geen argwaan. Ik vond het een rechtvaardige zaak dat ze elders werden samengebracht.'
'Langzamerhand begon ik te beseffen dat mijn leven verpest was. Ik had maar twee dingen die belangrijk waren: de politiek en het leger. Ik wist dat ik beide kon afschrijven. Want voor mij was er geen partij meer en het leger kon ik helemaal wel vergeten.
In 1973 ontstonden problemen in Huize Philippa. Moeder overleed in november en volgens buurtgenoten ontstond binnen de familie ruzie over de erfenis. Vader kwam in dezelfde periode in het ziekenhuis terecht en Sjaak werd van voedsel voorzien door zijn broer. Toen vader weer thuis was, bestelde hij zijn maaltijden bij Tafeltje Dekje. Maar dan wel dubbele porties, omdat hij altijd honger had.
Verraad
Na een tip werd op 11 april 1974 de onderduiker Philippa op de zolderkamer door de Haagse recherche aangehouden. Mr. C. van Steenderen, Officier van justitie bij de Arrondissementsrechtbank in Den Haag, wilde niet zeggen hoe de politie aan de verblijfplaats van de oorlogsmisdadiger was gekomen. Het gerucht ging daarna twee kanten op, of de erfeniskwestie had Sjaak de kop gekost of een schilder had Sjaak in huis zien rondlopen.
Van Steenderen: 'Philippa was bij zijn arrestatie verrast maar kwam niet onverwacht. Hij maakte een rustige indruk, verkeerde in goede gezondheid en leek opgelucht'. Verder verklaarde de officier van justitie dat de familie Philippa niet kon worden vervolgd voor het verborgen houden van een oorlogsmisdadiger.
De bejaarde vader zat ondertussen ondergedoken bij een getrouwde dochter.
De arrestatie was in 1974 groot nieuws en klasgenoten van de KMA (1937) zoals majoor WH de Savornin Lohman en luitenant generaal Stolka werden geïnterviewd. Zij noemden hem een kil aandoende figuur, erg gesloten, fanatiek en pro-Duits.
Vele jaren later werd duidelijk dat Sjaaks oudste zus Elisabeth de politie had gebeld om zo haar oude vader te bevrijden van de verantwoordelijkheid voor zijn zoon.
Gratie
Eind 1976, toen Philippa ruim twee jaar gevangen zat, kreeg hij gratie, waarna zijn straf in vier jaar werd omgezet. Dit veroorzaakte een hoop commotie bij oorlogsslachtoffers en verzetsstrijders. Er volgden Kamervragen waarbij de toenmalige minister van Justitie Van Agt stevig aan de tand werd gevoeld.
In april 1978 kwam Philippa vrij.
Sjaak probeerde daarna in het oosten van het land werk te vinden. Zijn naam was echter te bekend en de naam Philippa zorgde automatisch voor een afwijzing.
Hij sleet zijn laatste jaren in eenzaamheid en leefde van een uitkering. De voormalige oorlogsmisdadiger wandelde veel, bezocht dagelijks de bibliotheek en ging langs bij zijn familie.
Sjaak overleed in 1981, twee jaar voor zijn vader die 93 werd.