Of zoals Bellevue het zelf uitdrukte in hun briefhoofd: 'Hotel de Bellevue, Bezuidenhout 15 (vis-a-vis du Parc Royal) La Haye'
Coenraet Droste
De Bezuidenhoutseweg werd in 1677 bestraat. Een paar jaar later, in 1686, kocht Coenraet Droste in deze straat het huis den Gouden Berch.
Droste was een rentenier die van zijn vermogen kon leven. Hij bracht zijn tijd door met het maken van gedichten en toneelstukken Deze toneelstukken werden vaak in de Spekstraat opgevoerd. Verder verzamelde hij schilderijen. Hij woonde hier tot ongeveer 1725.
Het naastliggende weiland was het eigendom van schoenmaker Michiel Page.
Dit stuk grond werd overgenomen door de familie van Heemskerck die in 1734 den Gouden Berg erbij kocht. Deze eigendommen werden samengevoegd en kwamen via overerving bij Willem Hendrik van Schuylenburch terecht.
Pieter Lyonet
Mr. Pieter Lyonet kocht in 1764 de gecombineerde stukken grond aan de Bezuidenhoutseweg en liet er een huis op bouwen. Deze advocaat bij de Hoge Raad was een veelzijdig man. Hij werd beroemd om zijn publicaties op natuur-historisch gebied en door zijn schelpenverzameling.
Hij bouwde zelfs zijn eigen microscoop (te bewonderen in Artis). Hiervoor werd hij in 1922 geëerd met een straatnaam in Laakkwartier, de Lyonnetstraat (fout geschreven, met 2 maal de letter N).
Spion
Het meest spectaculair waren echter zijn spionageactiviteiten, Pieter was de 'secretaris der cyfers' die een uitzonderlijke gave in het breken van geheimschriften had ontwikkeld.
De buitenlandse diplomaten verstuurden hun geheime depêches (berichten) gewoon via het Haagse postkantoor. Daar werden de beveiligingszegels van de diplomatieke post verbroken, de inhoud gekopieerd en de zegels weer hersteld.
De kopieën gingen dertig jaar lang naar Pieter Lyonet die honderd dukaten ontving voor iedere ontcijferde brief. De Fransen waren de enigen die het Haagse postkantoor niet vertrouwden. Zij starten vanaf 1786 een eigen koeriersdienst met Parijs.
Met de opbrengst kon Lyonet het huis aanzienlijk uitbreiden, onder meer op een daartoe nog aangekocht stuk grond. En dat was nodig ook omdat hij een minimuseum had ingericht met zijn insecten en schelpen.
Maar Pieter bezat ook een collectie van 326 schilderijen. Waaronder de 'Brieflezende vrouw in het blauw' van Johannes Vermeer (nu Rijksmuseum), de 'Kantklossende vrouw' van Gabriel Metsu (nu Staatliche Kunstsammlungen Dresden) en maar liefst zeven schilderijen van Jan van Goyen.
Een borstbeeld van Pieter Lyonet werd na zijn dood geschonken aan koning Willem I. Die schonk het Rijksmuseum. Het Rijksmuseum deed het cadeau aan het Mauritshuis waar het tientallen jaren vermist was. Vanaf 1990 is het borstbeeld uitgeleend aan het Kunstmuseum (voormalig Gemeentemuseum).
Hotel de Bellevue
Lyonet overleed in 1789 waarna het huis in 1796 werd verkocht aan David Herbert die er een jaar later een hotel van maakte. Rond 1810 werd R. Maitland de nieuwe eigenaar waarna zijn familie het bezit in 1865 weer van de hand deed. C. J. van Velsen was de nieuwe eigenaar en deze liet in 1870 een chique eetzaal bouwen waarin alle ververschingen en spijzen geserveerd werden.
Gedurende de 19e eeuw had het hotel een uitstekende reputatie. In een ranglijst uit 1875 staat Bellevue op een derde plaats, na Hotel Paulez aan het Korte Voorhout en Hotel l'Europe aan de Lange Houtstraat.
Het hotel werd een onderkomen voor de groten der aarde. De bekende schrijver Louis Couperus: 'hier in Bellevue is 't zoo echt den Haag, dit plekje hier, met den Hertenkamp, en dat mooie bosch, en al 't verkeer hier langs, is nu zoo echt Haagsch.'
Rijnstraat
Toen de Rijnstraat in 1870 werd aangelegd, moesten een paar huizen aan de Bezuidenhoutseweg worden afgebroken. Hotel Bellevue kwam nu op een hoek terecht. Het hotel kon hierdoor naar 1800 m2 vergroot worden.
Het naastliggende Station Staatsspoor had grote voordelen voor Hotel de Bellevue, maar bracht ook risico's met zich mee. Zo reed in januari 1901 een locomotief door een stootblok en kwam in de tuin van de buren terecht, hotel De Hertenkamp aan de Bezuidenhoutseweg 19.
Einde
Aan alles komt echter een einde en tijdens de grote crisis werd op 1 september 1934, na 137 jaar, de bedrijfsvoering van het vermaarde hotel door de laatste exploitant, F.J.A. Blom beëindigd.
Door de crisis werd minder gereisd. Een groter probleem was de opkomst van de auto. Nu konden bezoekers aan Den Haag gemakkelijker dezelfde dag terug naar huis. En dat bespaarde een hotelovernachting. En ook toen al 'de veranderde eischen van het steeds meer verwende publiek'.
Overheid
De eigenaar van het hotel, de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij (Z.H.B.), verhuurde daarna het pand aan de Nederlandsche Akkerbouw-Centrale.
Vanaf 1945 werd het gebouw gebruikt door het Rijksbureau voor de Metaalverwerkende industrie. Daarna de Centrale Personeelsdienst, de afdeling Bijzonder jeugdwerk in internaatsverband, de afdeling Volkskredietwezen, het Bureau verzorging gerepatrieerden in contractpensions en het Commissariaat van Ambonezenzorg. Allemaal overheidsinstanties.
In februari 1974 ging het gebouw tegen de grond.
De eerste huurder van de nieuwbouw in 1975 was opnieuw de overheid, namelijk het Ministerie van Landbouw.