Paviljoen Von Wied

In 1927 werd voor koningin Wilhelmina van Pruisen een huisje in de duinen gebouwd. Een huisje dat later bekend werd als het Paviljoen Von Wied

Paviljoen Von Wied
Paviljoen Von Wied

De aanbesteding van het paviljoen vond plaats op 4 april 1826. Met de bouw werd direct in april begonnen en uiteindelijk werd voor de bouw ƒ 82736,44 uitgegeven.

Wilhelmina van Pruisen rond 1795.
Wilhelmina van Pruisen rond 1795.

Koninklijk

Koningin Wilhelmina van Pruisen leed aan slapeloosheid, en haar omgeving hoopte dat een verblijf aan zee hierin verbetering zou brengen. Koning Willem I liet daarom in de duinen een paviljoen bouwen. 

Het in classicistische stijl opgetrokken gebouwtje werd het Pavillon de la Reine aan de Wassenaarsestraat genoemd. Oftewel het Koninklijk paviljoen. Het Paviljoen was echter slechts een dagverblijf en het voldeed meer aan de eisen voor een tuinhuis dan aan die voor een klein buitenhuis.

Feest

Op 18 november 1827, de verjaardag van koningin Wilhelmina van Pruisen, was het zover. De koning en zijn vrouw namen die dag met feestelijk vertoon het strandpaviljoen in gebruik.

Achtien Scheveningse meisjes, allen in 't wit, boden hare majesteit niet alleen grot- en schelpwerk aan, maar ook een gedicht van de Scheveningse dichter Cornelis Gebel.

Die avond gingen de festiviteiten door. Alle pinken (vissersboten) die op het strand lagen, waren verlicht. Er waren zelfs twee vissers aanwezig die tijdens de Franse invasie in 1795 de koninklijke familie naar Engeland hadden helpen vluchten. Verder werden op de hoogste duinen pek-tonnen gebrand.

Meer info
Gedicht van Cornelis Gebel

Meer info

Bij de opening van het paviljoen bood de Scheveningse dichter Cornelis Gebel een gedicht aan: De dertigste November 1813

Al ruischt geen statige olm in dit onvruchtbaar oord,
Al wordt geen zoet gezang des nachtegaals gehoord,
Al zal de lente hier geen frissche bloemen strooijen,
Alleen het nedrig mos der heuvlen toppen tooijen,
't Is hier niet minder schoon, dan waar de vruchtboom bloeit,
Een zachte schaduw spreidt en 't kronklend beekje vloeit.
o, Neen! 't verheven schoon prijkt ook aan dorre stranden,
Bij 't kabbelen der zee, of als haar golven branden.

Smaak, Edele Vorstin, smaak hier een zoet genot:
Hier drukk' geen zorg Uw borst, natuur verhooge Uw lot.
Waar wordt in 't Vaderland een plekje gronds gevonden,
Waaraan Uw Moederhart nog naauwer is verbonden'?
Neen ! waar Uw blik zich vest en in het ronde vaart,
Er is geen plekje gronds, dat meer herinnering baart.

Ziet Gij dit praalgebouw uit ruwe duinen rijzen'?
't Zal een gedenkzuil zijn voor al de gunstbewijzen,
Die God U liefd'rijk schonk en Uw gevoelig hart
Met dubb'le vreugde erkent, na doorgestane smart.

Zie lang, naast Uw gemaal, Uw jaren rustvol snellen !
Wat elders in zijn loop de tijd moog nedervellen,
Hij knaagt steeds onvermoeid met stalen tanden af
Wat ooit op aard' bestaat; ja, alles vindt zijn graf.
Ofschoon dit trotsch gebouw nog eeuwen zal verduren,
De orkanen wederstaan, op onverwrikb're muren,
Eens zinkt het neer in 't stof. — Maar door geen vreemde hand,
Zal 't ooit herrijzen ; neen ! Er prijkt weer aan dit strand
Een prachtig lustpaleis, dat Uw geslacht zal stichten,
Ja, nimmer moge Uw stam voor het woên der tijden zwichten,
Totdat de tijd vergaat en Gij in hemelvreugd
Het loon genieten zult voor Liefde, Hoop en Deugd.

Koningin Wilhelmina overleed tien jaar later in 1837 en na de dood van Willem I (1843) erfde zijn zoon Frederik het paviljoen. Hij verbleef er hoogst zelden, want hij gaf de voorkeur aan zijn landhuis De Paauw en andere uitgestrekte goederen in Wassenaar.

Zu Wied

Ook toen Frederiks dochter Marie, getrouwd met prins Willem Zu Wied, het erfde (1881) werd het paviljoen nauwelijks meer gebruikt. Het ging echter wel in die tijd Paviljoen von Wied heten, en onder die naam zou het gebouw bekend blijven.

Troonpretendenten

In het begin van de 20e eeuw bezochten de kinderen van prinses Marie, de jonge prinsen zu Wied, hun bezit in Scheveningen herhaaldelijk. Ze waren echter niet alleen geïnteresseerd in de frisse zeewind, maar vooral in de Nederlandse troon. Koningin Wilhelmina was kinderloos en de prinsen zaten in de lijn van troon opvolgers.

Wilhelm von Wied
Wilhelm von Wied
Prins Frederik (de zoon van de voormalige koning Willem) met zijn kleinkinderen, de prinsen Zu Wied in 1880.
Prins Frederik (de zoon van de voormalige koning Willem) met zijn kleinkinderen, de prinsen Zu Wied in 1880.

Casino

Na de geboorte van prinses Juliana in 1909 toonden de Duitse eigenaren daarom geen enkele interesse meer in hun Scheveningse bezit. In juli 1911 verkocht de prins zu Wied gebouw en terrein aan een Londens consortium onder leiding van Edward Titus Rubinstein. Deze wilde een theater en een casinohotel laten bouwen, gecombineerd met een vaste verbinding naar Hoek van Holland om ook 'week-enders' het verblijf aantrekkelijk te maken. De wereldoorlog verhinderde deze plannen.

In 1918 kocht de Nieuwe of Littéraire Sociëteit de Witte het pand voor ƒ 375.000 om het als buitensociëteit te gebruiken. De sociëteit verkocht echter bijna direct daarna twee derde van de grond als bouwgrond.

Een nieuwe bestemming

Dit tot leedwezen van de directeur Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting Piet Bakker Schut die aan het college van burgemeester en wethouders schreef: 'Ik betwijfel of ooit de Gemeente er toe zou zijn overgegaan dit duin met het karakteristieke gebouwtje te bestemmen voor bouwterrein, indien het haar eigendom ware geweest.

De vraag is niet te mijner beantwoording, in hoeverre het op den weg van een dergelijke Vereeniging ligt, houwterreinen te gaan exploiteren, ik kan er slechts mijn teleurstelling over uitspreken, dat door den straataanleg en een bebouwing, hoe fraai van architectuur wellicht, op zich zelf beschouwd, geen toestand zal kunnen worden geschapen gelijkwaardig aan den bestaanden'.

Nieuwe straten

Op de verkochte grond werden vier straten gebouwd. Het stratenplan is symmetrisch van opzet: de Jongeneelstraat en de Harteveltstraat flankeren het Paviljoen aan weerszijden en evenwijdig aan de voet, loopt de Pellenaerstraat. De IJsbrantstraat doorsnijdt de bouwblokken tussen het Paviljoen en de Gevers Deynootweg en is precies in de zichtlijn van de ingangspartij van het Paviljoen gelegen.

Schade

De Duitse bezetting bracht vanaf het najaar van 1942 ernstige schade toe aan de badplaats, die geheel werd afgesloten als Festung Scheveningen. De Nazi's bouwden langs de kust een keten van betonnen bunkers en muren, waardoor nu ook de geblindeerde dépendance van De Witte omsloten werd. Hierdoor ontstond flinke schade door leegstand en verwaarlozing.

In 1955 vond een grote restauratie plaats.

Het paviljoen bood tijdens de oorlog onderdak aan de SS.
Het paviljoen bood tijdens de oorlog onderdak aan de SS.
Het paviljoen in de jaren 50 toen het in gebruik was als dependance van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit de Witte.
Het paviljoen in de jaren 1950 toen het in gebruik was als dependance van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit de Witte.

Architectuur

Het van een geblokte bepleistering voorziene paviljoen bestaat uit een souterrain, beletage en schilddak. De gevels worden afgesloten door een houten hoofdgestel met in het fries trigliefen en metopen en klossen onder de kroonlijst.

Het middendeel van de voorgevel bezit een portiek met vier Toscaanse zuilen waarboven een hoofdgestel met trigliefenfries en een fronton. De vensters hebben zesruitsstolpramen en in de portiek zijn drie openslaande deuren met achtruitsramen toegepast.

Het zuilenportiek is bereikbaar via een natuurstenen trap, geflankeerd door sokkels waarop twee gebeeldhouwde zeegoden die waarschijnlijk uit de 17de eeuw dateren. Deze kunnen afkomstig zijn uit de tuinen van een van de rond 1800 gesloopte paleizen Honselaarsdijk of Ter Nieuburg.

Het interieur bevat als centrale ruimte een achthoekige zaal met uitzicht over de zee. Deze zaal heeft een stucplafond met een versierd middengedeelte. Tegen de wanden langs het plafond een breed fries met voorstellingen van zeepaarden, andere zeedieren en allegorische figuren die op de zee betrekking hebben zoals schelpen.

Bijzondere plaats

Het Paviljoen von Wied is het oudste nog bestaande koninklijke bouwwerk sinds het begin van het koninkrijk Nederland. In het begin van de negentiende eeuw werd de zee niet meer als vijand gezien. Misschien is het Paviljoen het eerste voorbeeld van het badtoerisme dat vijftig jaar later op gang kwam.

De grote zaal van Paviljoen De Witte in 1956.
De grote zaal van Paviljoen De Witte in 1956.
Dezelfde grote zaal van Paviljoen De Witte bij de renovatie van 1994.
Dezelfde grote zaal van Paviljoen De Witte bij de renovatie van 1994.

Museum

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw waren de exploitatiekosten van het paviljoen sterk opgelopen. De eigenaar, Littéraire Sociëteit De Witte, zocht daarom naar andere inkomstenbronnen. Op 17 september 1990 keurde de algemene ledenvergadering van Sociëteit de Witte een plan voor een beeldenmuseum in het pand goed.

Door middel van de bijbehorende financiële constructie kon het gebouw opgeknapt, en weer toekomstbestendig gemaakt worden. Het museum betaalt verder tot 2091 jaarlijks een erfpachtbedrag aan de sociëteit.

hellingbaan
De bouw van de 'hellingbaan' van het museum in 1994
De grote renovatie van Paviljoen De Witte in 1994.
De grote renovatie van Paviljoen De Witte in 1994.

Protest

De omwonenden waren echter bang voor de overlast. Ze protesteerden en procedeerden tot juli 1993 tegen de museumplannen. In dat jaar besliste de Raad van State echter in het voordeel van het museum en kon de bouw beginnen. Maar eerst moesten alle verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog in het duin rond het Paviljoen von Wied opgeruimd worden. Tegelijkertijd werden onder andere de water- en gasleidingen vervangen en werden een lift en een nieuwe keuken werden aangelegd.

Onzichtbaar

De gemeente eiste dat het nieuwe museum zowel vanaf het strand als vanaf de boulevard onzichtbaar zou zijn. En dat lukte, het paviljoen is zichtbaar, het museum niet. Op 9 september 1994 opende koningin Beatrix het nieuwe Museum Beelden aan Zee dat gevuld werd met beelden die in de dertig jaar ervoor waren verzameld door het echtpaar Scholten-Miltenburg.

Het museum bestaat uit twee bijna cirkelvormige bouwdelen die om het paviljoen heen geplaatst zijn. De kelder van het paviljoen is bij de nieuwbouw getrokken en is vanuit het museum toegankelijk. In drie binnenexpositieruimten en zes buitenexpositieruimten worden de sculpturen tentoongesteld.

De glaswand 'De Transparant', die op 5 november 1998 door burgemeester Deetman van Den Haag werd onthuld, is 65 m lang en dient ter afsluiting van het parkeerterrein. Op de glaswand staan gedichten geschreven welke speciaal voor deze plek werden gemaakt. De ingang van het pand ligt aan de Harteveltstraat 1.

Het Paviljoen von Wied gezien vanaf de zeekant in juni 2018.
Het Paviljoen von Wied gezien vanaf de zeekant in juni 2018.

Boulevard

Aan de boulevardzijde werd in 2004 een terras met bronzen beelden geopend. De Amerikaanse beeldhouwer Tom Otterness boetseerde drieëntwintig beeldengroepen geïnspireerd op legenden over de zee, waarvan de grootste — De Haringeter — maar liefst dertien meter hoog is. In 2012 werd deze sprookjesbeeldengroep verplaatst naar de boulevard en is nu, gratis, voor iedereen te bezichtigen.

De Haagse schilder Hendrik Mesdag schilderde in 1881 het beroemde Panorama Mesdag. Het Paviljoen von Wied staat op deze foto uit augustus 2016 rechts van het midden.
De Haagse schilder Hendrik Mesdag schilderde in 1881 het beroemde Panorama Mesdag. Het Paviljoen von Wied staat op deze foto uit augustus 2016 rechts van het midden.
Het Paviljoen gezien vanuit de IJsbrandszstraat in mei 2015.
Het Paviljoen gezien vanuit de IJsbrandszstraat in mei 2015.
De afscheiding tussen straat en paviljoen bestaat uit een 65 meter lange wand van hardglazen panelen en wordt 'De Transparant' genoemd. Op zestien panelen zijn korte teksten over kunst geëtst.
De afscheiding tussen straat en paviljoen bestaat uit een 65 meter lange wand van hardglazen panelen en wordt 'De Transparant' genoemd. Op zestien panelen zijn korte teksten over kunst geëtst.
Op 18 oktober 1830 werd de heer Mullersee NLG 4200,- betaald voor het vervaardigen en plaatsen van twee attributen voor de kolossale Standbeelden die voor het paviljoen geplaatst werden.
Op 18 oktober 1830 werd de heer Mullersee NLG 4200,- betaald voor het vervaardigen en plaatsen van twee attributen voor de kolossale Standbeelden die voor het paviljoen geplaatst werden.
In de duinen voor het Paviljoen Von Wied staat een beeld van Tom Otterness.
In de duinen voor het Paviljoen Von Wied staat een beeld van Tom Otterness.