Haagse dierentuin

De in 1863 opgerichte dierentuin was populair onder de Hagenaars en velen zagen hun eerste olifant, beer, leeuw, kameel, ara, kasuaris of reuzenschildpad in de lommerrijke tuin in de Nassaubuurt

Haagse dierentuin
Haagse dierentuin
De hoender en fazanten voliere in een dierentuin brochure uit 1867.
De hoender en fazanten voliere
in een dierentuin brochure uit 1867.
W.D.A.M. Thierry baron van Brienen van de Groote Lindt, was halverwege de negentiende eeuw de belangrijkste edelman van Den Haag.
W.D.A.M. Thierry baron van Brienen
van de Groote Lindt, was halverwege de
negentiende eeuw de belangrijkste
edelman van Den Haag.

 

De tuin

Het Koninklijk 'Zoölogisch Botanisch Genootschap van Acclamatie' werd gesticht met als doel 'de verscheidenheid van dieren en gewassen onder de aandacht brengen'.

In 1856 ontvouwde dokter L.H. Verweij bij W.D.A.M. baron van Brienen van de Groote Lindt zijn plannen voor de stichting van een zoölogisch-botanische tuin in het Willemspark te 's-Gravenhage. De baron werd gevraagd omdat hij over een zeker vermogen beschikte en daarbij geen 'bepaalde bezigheden' scheen te hebben.

Hoewel de baron de plannen zeker niet afkeurde bleek hij toch niet beschikbaar.

De baron

W.D.A.M. Thierry baron van Brienen van de Groote Lindt, was halverwege de negentiende eeuw de belangrijkste edelman van Den Haag.

Zijn vader Arnoud had de landgoederen Clingendael en Oosterbeek gekocht en Thierry woonde in de zomer in het Huis Clingendael.

De centrale verwarming was echter nog niet uitgevonden en in de winter was het koud op het platteland.

De baron liet daarom op het Lange Voorhout een feestpaleis neerzetten waar hij 's winters woonde. Dat is het huidige Hotel Des Indes.

Thierry was de kamerjonker van de koningen Willem I, II en III en tegelijkertijd Statenlid. De baron was lid van de sociëteiten Grande Société en de Plaats Royaal en commissaris van De Witte aan het Plein. Zijn invloed en netwerk binnen zowel de landelijke als de lokale overheid waren enorm. Misschien kon de baron zelfs koning Willem III ervan overtuigen om de beschermheer van de dierentuin te worden.

De plattegrond in 1873.
De plattegrond van de dierentuin in 1873.
Een van de vijvers op het dierentuinterrein in 1890.
Een van de vijvers op het dierentuinterrein in 1890.

Ondanks zijn drukke bezigheden als arts bleef Verwey met het dierentuin-idee rondlopen en tijdens een gesprek met majoor Revius stelde hij voor om zijn zoon, L. Revius (in 1861 tot secretaris van het Genootschap gekozen), daarin te laten meedoen.

Samen met de majoor lukte het hem om een commissie bijeen te krijgen welke zich met de oprichting bezig zou moeten gaan houden.

De commissie wilde iemand van goede komaf, met een zekere welstand en goede invloed, de leiding geven. De keuze viel weer op de baron van Brienen van de Groote Lindt. Verweij werd op pad gestuurd om de baron te vragen en daarnaast ook J.P. van der Schooren te overreden. Beiden zegden uiteindelijk toe.

De Haagse dierentuin zou naar het voorbeeld van de Parijse Jardin d'Acclimatisation gesticht gaan worden.

In 1860 werd een gedrukt ontwerp in een oplage van 100 exemplaren bij het Haagse old boys network bezorgd. Het 'Ontwerp van eenen Zoölogisch-Botanischen Tuin te 's Gravenhage, door Dr. L.H. Verweij, eersten ontwerper, en L.F. Revius, mede-ontwerper', gedrukt bij J.A. de Vieter, vormde de basis voor de bouwplannen van de jaren die volgden.

Een oord waer ten alle dage en ure velen verpozing van den dagelijkschen arbeid en huiselijke beslommering zoeken.

De ingang van de Haagse Dierentuin aan de Benoordenhoutseweg in 1886.
De ingang van de Haagse Dierentuin aan de Benoordenhoutseweg in 1886.
Fotograaf W.F. Vinkenbos uit de De Riemerstraat legde in 1886 het olifantenhok vast.
Fotograaf W.F. Vinkenbos uit de De Riemerstraat legde in 1886 het olifantenhok vast.

De start

Aankoop van de grond

Ondanks allerlei moeilijkheden zette de commissie en vooral Verweij door. Er werd een vergunning gevraagd om een stuk grond aan de Scheveningse Bosjes in pacht te krijgen, maar dat liep op niets uit. De gronden net buiten de stad waren te duur.

Er werd zelfs overwogen om de tuin op de Koekamp te bouwen, maar dit stuitte op hevig verzet van deftig Den Haag. De zaak dreigde hopeloos te stranden.

Tot slot kwam men echter uit bij een stuk grond in de Westbenoordenhoutse polder boven het Malieveld dat gedeeltelijk het eigendom was van de gemeente en gedeeltelijk van een Leerdamse familie. Beide partijen stemden toe en zo verkreeg men 6 bunder grond waarop de Dierentuin werd gestart.

Willem III

In 1861 behaagde het koning Willem III het aangeboden beschermheerschap op zich te nemen, waarop het genootschap de titel 'Koninklijk' mocht voeren. Daarna kon het Koninklijke Zoölogisch-Botanisch Genootschap van Acclimatatie de dierentuin laten bouwen.

Vanaf 1887 was de Haagse Kermis verboden. Rond 1895 werd een beschaafdere versie in de Haagse Dierentuin toegelaten. Met op deze foto een stand van Maison Krul.
Vanaf 1887 was de Haagse Kermis verboden. Rond 1895 werd een beschaafdere versie in de Haagse Dierentuin toegelaten. Met op deze foto een stand van Maison Krul.

Het park opende op 15 juni 1863 met een concert van de Grenadiers en Jagers. De eenvoudige guirlande-illuminatie werd ontstoken en van heinde en verre stroomden Hagenaars toe om dit wonder te aanschouwen. Het grote hoofdgebouw van architect Cuylitz kon gelijk getest worden toen een regenbui drieduizend bezoekers naar binnen joeg,

Dit hoofdgebouw bestond uit een rotonde met buffet en twee zijzalen. De ene zaal bevatte kooien met in- en uitheemse vogels en de andere zaal was als lees- en conversatiezaal ingericht. In de leeszaal waren ook schelpen, opgezette vogels, zoogdieren en reptielen te bewonderen. In de hal stond een buste van de beschermheer, koning Willem III en in een van de zalen hing een schilderij van een leeuwenkop geschilderd door de bekende Indische schilder Raden Saleh.

Het park bevatte verschillende plantenkassen, 20 zoogdieren en 196 vogels (zie hieronder het tabje met een deel van het jaarverslag uit 1864). In 1875 werd onder andere een olifantenverblijf in gebruik genomen en nog weer later kwam er een berenkuil bij. De tuin was geopend van 7 uur 's ochtends tot 23 uur 's avonds. Een kaartje voor niet Hagenaars kostte 25 cent (nu ongeveer 3 Euro)

De baron van Brienen van de Groote Lindt maakte dit echter niet meer mee, hij overleed in datzelfde jaar.

Bij uitvoeringen van muzijk en buitengewone gelegenheden worden dienstboden en kinderen beneden de 10 jaren niet toegelaten.

uit het reglement, artikel 15, alinea 6

Details

Details
Commissie van Oprichting
Jaarverslag uit 1864
Wat kostte een dier in 1864
Jaarverslag uit 1873
De dood van een olifant
Wandeling door de dierentuin
Klik op de gekleurde tabbladen voor gedetailleerde info 

Commissie van Oprichting aangesteld per 14 augustus 1861
W.D.A.M. Baron van Brienen van de Groote Lindt, voorzitter,
Dr. L.H. Verweij, ondervoorzitter,
L.F. Revius, secretaris,
P. van Rees, penningmeester,
D. van Aalst,
Jhr. J.P. Cornets de Groot van Kraaijenburg,
M.L. Hermans,
H.A. Klatte,
G. de Serière,
T.J. Willer,
J.L.B. Engelhard,
G.S. de Veer,
C.L. Keurenaar,
Mr. A.G.C. Alsche,
Mr. J.C. Faber van Riemsdijk,
Q. Wennekers,
J.W. van der Schoorn (op 9 oktober 1861 toegevoegd).

Koninlijk Zoölogisch-Botanisch Genootschap van Akklimatatie te 's-Gravenhage

De deelneming in deze jongste onzer Nederlandsche Diergaarden is in den loop dezes jaars aanzienlijk toegenomen, en hoezeer het nog altijd aan het benoodigde kapitaal blijft ontbreken om de nog beschikbare velden, tot het Genootschap behoorende, aan den tuin te trekken, te beplanten en te bebouwen, en hoezeer ook de beschikbare middelen niet toelaten om het ontgonnen gedeelte van het terrein des Genootschaps zoodanig met dieren te bevolken als wenschelijk mag worden geacht, nemen de inkomsten des Genootschaps toch meer en meer toe, zoowel door toetreding van nieuwe leden als door vermeerderde entrees van vreemdelingen.

Blijkens het in April j.l. uitgebragt Verslag van den toestand van het Genootschap, was toen het aantal leden-aandeelhouders, dat in Junij 1863, toen de diergaarde werd geopend, nog slechts 600 bedroeg, tot 760 geklommen, terwijl het op den 1sten Oktober j.l. nog met 133 was vermeerderd en alzoo 893 beliep. Evenzoo klom het aantal Buitengewone leden, dat in April j.l. reeds het cijfer van 268 bereikt had, tot 299 en dat der Buitenleden van 3 tot 10, zoodat het totaal der aandeelhouders en leden den eersten Oktober dezes jaars een cijfer van ruim 1200 had bereikt.

Wat kosste een dier in 1864

Puma, f 189,-
Palmmarder , f 12,-
Inchneumon, f 12,-
Indische civet, f 24,-
Bruine beer, f 60,-
Zwarte beer, f 60,-
Sambar-hert, f 144,-
Japansch hert, f 144,-
Persisch hert, f 180,-
Eland antilope, f 840,-
Bennett's kanguroo, f 72,-
Turkois papegaai, f 30,-
Egyptische tortelduif, f 6,-
Bronsvleugel duif, f 24,-
Japansche faizant, f 90,-
Amerikaansche struisvogel, f 120,-
Maghellaan-gans, f 72,-
Kasarka-eend, f 60,-
Mandarijn-eend, f 48,-
Zomer-eend, f 24,-
Bahama-eend, f 36,-
Geelsnavelige-eend, f 60,-

Uit het 'Verslag van het Kon. Zoölogisch-Botanisch Genootschap te 's-Gravenhage, uitgebracht in de Tiende Algemeene Jaarlijksche Vergadering van Aandeelhouders, gehouden te 's-Gravenhage, den 29 April 1873'

Ontvangen geschenken in het jaar 1872
3 Java-Apen (Macacus cynomolgus)
2 Angora mormatjes ( Cavia cobaya var. angorensis)
1 Diana-Aap (Cercopithecus Diana)
1 Boschkat (Paradoxurus Musanga)
1 Gazel (Antilope Dorcas)
1 Kraagparkiet (Palaeornis torquata)
1 Geitenmelker (Caprimulgus europaeus)
1 Vosgans (Chenalopez aegyptiacus)
5 La-Fleche hoenders (Gallus domesticus var. La Flêche)
3 Graauwe papegaaijen (Psittacus erythacus)
2 Afrikaanse tortels (Tympanistra bicolor)
1 Gestreepte Ichneumon (Herpestes fasciatus)
1 Kaapsche tortel (Oena afra)
9 Witte konijnen (Lepus cuniculus var. alba)
3 Woudaapjes (Ardea minuta)
4 Vlaamsche gaaijen (Garrulus glandarius)
1 Kievit (Vanellus cristatus)
4 Zijde hoenders ( Gallus domesticus var. setacea)
1 Kleine ooruil (Brachyotis palustris)
1 Witte Cochinchina haan (Gallus domesticus var. cochinchinensis)
1 Zwarte witkuif haan Gallus domesticus var. polonica)
2 Sperwers (Nisus communis)
1 Graauw fasantje (Estrelda cinerea)
2 Tijgerkatten (Felis Tigrina)
1 Boaslang (Boa Constrictor)
1 Zwarte Casuaris (Casuarius galeatus)
2 Nicobarische duiven (Caloenas nicobarica)
1 Kroonduif (Goura coronata)
2 Witte kakatoe's (Cacatua cristata)
1 Roode Loerie (Eclectus grandis)
3 Bruine Beeren (Ursus arctos)
1 Pareltortel (Turtur tigrinus)
2 Goud fasanten (Thaumalea picta)
1 Terre-Neuve hond (Canis familiaris var. Terrae Novae)
1 Lachtortel (Turtur risorius)
7 broedeieren van de Zilver fasant (Ova Gallophasis Nycthemeri)
25 Witte muizen (Mus musculus var. alba)
3 Graauwe Lijsters (Turdus musicus)
3 Strijdhoenen (Gallus domesticus var. anglicana)
2 Kerkuilen (Strix flammea)
1 Haas (Lepus timidus)
2 Reigers (Ardea cinerea)
2 Zilver Pellen (Gallus domesticus var.)
1 Duinekster (Lanius exubitor)
3 Wintertalingen (Querquedula crecca)
1 Fret (Mustela Furo)
11 Zwartbonteeksterduiven (Columba domesticus var. picata)
1 Gespikkelde Uilebaardhen (Gallus domesticus var. barbata)
2 Graauwe Kuikendieven (Circus cinereus)
1 Das (Meles Taxus)
1 Sawaslang (Python bivittatus)
1 Groote Ooruil (Bubo maximus)
11 broedeieren van de Zwarte Spaansche hoender (Ova Galli domesticus var. hispanici)
1 Witte Geit (Capra hircus)

 Uit de Nieuwe Tilburgsche Courant, 25-08-1937
- De Sarrasani's konden er niet van scheiden.

Gistermiddag is op het stationsemplacement te Scheveningen een olifant van het circus Sarrasani door zijn knieën gezakt en niet meer opgestaan, vermoedelijk wegens óuderdomszwakte. Omtrent dit niet dagelijks voorkomende incident kan nog het volgende worden gemeld:

Het circus Sarrasani, dat te Scheveningen een reeks voorstellingen had gegeven, wilde gisteren per trein naar Rotterdam vertrekken, waar hedenavond een nieuwe serie voorstellingen worden begonnen. Dieren en materiaal werden- op de gebruikelijke wijze naar het station gebracht. Voor het transport van het zware materiaal wordt de hulp ingeroepen van de olifanten en ook gisterochtend werd hiervan een dankbaar gebruik gemaakt. „Jenny", een van deze kolossen, had aan het versleepen der zware wagens deelgenomen en zou te circa half twaalf in een der groote wagons worden geladen, toen het beest plotseling ineen zakte en met geen mogelijkheid meer op de been was te krijgen.

De politie liet den grooten kraanwagen van de brandweer komen en na eenige vergeefsche pogingen, waarbij de touwen onder het gewicht van circa 4000 kilo braken, gelukte het toch eindelijk om het dier overeind te trekken. Men liet „Jenny" eenige minuten in de touwen hangen, liet haar — nog hangende — eenige passen maken en omdat het er naar uitzag, dat het beest weer heelemaal was biigekomen, maakte men de touwen los. Doch nauwelijks had „Jenny" eenige passen gedaan, of voor de tweede maal stortte zij neer en nu vond de politie het toch wel eerst raadzaam om een deskundig onderzoek naar de oorzaak van het ineenzakken te doen instellen.

Dit onderzoek, waarbij mevr. Stosch- Sarrasani en de heer van Bylandt, directeur van den Haagschen Dierentuin aanwezig waren, was niet zoo moeilijk vast te stellen. Jenny toch is een beestje van 108 jaar en al kunnen olifanten veel ouder worden, toch leed dit dier kennelijk aan ouderdomszwakte. Ook het personeel van het circus wist dat heel goed, liet „Jenny" niet meer in het circus werken, alleen aan het versleepen van het zware materiaal nam het af en toe deel. En tenslotte, Jenny wist zelf ook' heel goed dat haar einde naderde. Wist heel goed, dat wanneer ze zou gaan liggen, ze nooit meer zou kunnen opstaan, want ook al lijken die zware pooten ijzersterk, de ouderdom zou deze massieve blokken verhinderen om het nog veel zwaardere, plompe lichaam op te tillen. Daarom ook had „Jenny" in twee jaar niet geslapen, had ze zich sinds twee jaar niet op het behagelijke stroodek uitgestrekt.

De heer van Bylandt adviseerde om het dier af te maken. Nooit meer immers zou het dier weer kunnen staan. Zoo niet stervende, dan was het beest toch in ieder geval „schoon op." Maar daar wilde mevr. Stosch-Sarrasani niet van weten. Zij telefoneerde naar haar man, die met een gedeelte van 't circus in Brün in Tsjecho- Slowakije voorstellingen geeft. „Nicht tot machen", sprak deze aan de andere zijde van den draad en daarmede was de vraag: al of niet afmaken, beslist. En dit sentiment was in zekeren zin te begrijpen. Want men weet hoe circusmenschen aan hun beesten zijn gehecht. En vooral in dit geval. Was „Jenny" niet de olifant, die den tragischen circusbrand te Antwerpen had overleefd? Was „Jenny" niet de politieagent van de andere olifanten en had hij niet vele malen een oppasser het leven gered door hem voor de zware pooten van een anderen olifant weg te trekken om dan haar broer of zuster de afstraffing te geven? Lief en leed had Jenny met de familie Sarrasani doorgemaakt en doorleefd en daarom was het te begrijpen, dat men het dier geen gewelddadigen dood wilde laten sterven. Maar wat moest er dan met Jenny gebeuren? Men kon haar toch niet op het stationsemplacement laten liggen?

De heer van Bylandt bood tenslotte aan om het dier in zijn dierentuin te verplegen. Maar nu stond men voor de groote moeilijkheid om Jenny daar naar toe te krijgen. Weer kwam de kraanwagen — het was intusschen 6 uur geworden — en weer werd Jenny in de takels geheschen. In de straat iangs het iets hooger gelegen emplacement sloegen honderden Scheveningers het schouwspel gade. Een groote platte wagen werd naast het emplacement gereden, de hekken, die een afscheiding vormden, werden verwijderd en na heel veel moeite siaagde men er in om den olifant op den wagen te leggen. Twee forsche paarden brachten het rustig liggende dier — blijkbaar, was het reeds versuft — in snel tempo naar den dierentuin. Dat dit transport groote belangstelling trok, behoeft nauwelijks te worden gezegd.

Op een afgelegen plaats in den dierentuin, waar een stroodek was aangebracht, werd Jenny van den wagen gerold. Toen was het negen uur in den avond. Tien uur achtereen was men met het dier bezig geweest, had men er mee omgesold, had men trouwens niet anders kunnen doen, omdat de Sarrasani's niet wilden, dat het dier den kogel werd gegeven of met cyaankali werd vergiftigd, en de politie de bevoegdheid miste, dit eigenmachtig te doen. Want, zoo redeneerde mevr. Sarrasani, Jenny zou wellicht nog kunnen opknappen. Helaas, deze hoop is niet in vervulling mogen gaan. Jenny gaf om tien uur 's avonds den geest, toen de rust in den dierentuin was teruggekeerd. Zij stierf aan ouderdomszwakte. Zoo kwam de 108-jarige Jenny aan haar einde. Jenny, die stervende in de takels hing en stervende door de Haagsche straten reed. Hadden haar meester en meesteres niet beter gedaan om dat te voorkorten?

Een rondleiding door de dierentuin zoals beschreven door Louis Kleyweg. Hij is de zoon van de onderdirecteur en werd in de dierentuin geboren.

De ingang

De hoofdentree was op de hoek van de Benoordenhoutseweg (nu Zuid-Hollandlaan) en de Koningskade schuin tegenover de brug over het kanaal, later 'de Dierentuinbrug' genoemd. Er was een groot hoofdhek en links en rechts ervan kleine hekken. De entree voor bezoekers was aan de rechterkant waar de kassa was. Het grote hek was voor toegang van grote wagens van bijvoorbeeld de kermis. Links was ook een klein gebouwtje waar eveneens een kassa ge-opend kon worden als het erg druk was. Als men de kassa gepasseerd was, volgde men een oprijlaan met bomen en aan de zijkant tussen de bomen stonden, netjes op een rij, om de ongeveer tien meter, paaltjes met een soort boog erop waar dan een papagaai op zat die zich levendig amuseerde. Deze papagaaien spraken de bezoekers toe in een taaltje met een licht Haags accent. Dit werd veelal als een aardig welkom ervaren.

De tuin

De oprijlaan ging naar het hoofdgebouw, dat in de volksmond 'de Haagsche dierentuin' heette. Links van de oprijlaan was een grasveld met een pad richting Koningskade, dat verder parallel liep aan de Koningkade. Aan dit pad lag ook de bekende, altijd mooi opgemaakte, bloemenklok, die altijd veel bekijks had en een gewild object was voor fotograverende bezoekers. Deze klok was een geschenk van het vaste personeel. In 1931 aangeboden bij gelegenheid van het 70-jarig be-staan van de dierentuin.

Vlakbij lag de Japanse tuin, die in bloei een lust voor het oog was. Aan het eind van dit pad stond een muziektent. Rechts hiervan was het eerder genoemde hoofdgebouw en links hiervan stonden ezels waarop men tegen betaling een ritje mocht maken, maar altijd stapvoets, als ze tenminste op gang kwamen. Achter de ezels kwam men bij een volière- en aquariumgebouw. Als men hier binnen kwam was er eerst een grote ronde ruimte waar ook weer papagaaien stonden. Het was hier een heel gekrijs. Vanuit deze ruimte kon men links of rechts naar langwerpige zalen waar allemaal aquaria op ooghoogte waren met tropische vissen en reptielen. Omdat kinderen dit niet zo goed konden zien waren er bankjes met aan de muurkant een leuninkje, zodat kinderen hierop gemakkelijk konden staan. Er waren ook glazen bakken met grote en kleine schildpadden en ringslangen. In het midden waren grote volières. De in die tijd zeer bijzondere tropische vogels maakten de omgeving wel levendig. De een liet zich nog meer horen dan de ander.

De olifant Betsy

Schuin tegenover dit gebouw waren de stallen (binnen en buiten) van de olifanten. Een van de olifanten was Betsy, deze is heel bekend geworden. Wie de dierentuin bezocht had kende Betsy. Hij was al heel jong in de dierentuin gekomen en was behalve lief ook nog wel eens ondeugend. Hij pakte iets af van het publiek: een hoed, een shawl of zo en sloofde zich daarmee ontzettend uit. Als men hem probeerde iets te geven wat hij niet kon eten, bijvoorbeeld een steentje, bestrafte hij de mensen met een forse bries uit zijn slurf, waarbij de gift werd teruggegeven. Ook haalde hij streken uit bij de oppasser. Dat werd dan een hele voorstelling. Op Betsy mocht men soms ook rijden door de dierentuin. De oppasser liep er dan naast en had een korte stok met een zweepje eraan om hem te sturen of aan te sporen. Er mochten maximaal 4 kinderen op en de eerste moest zich vasthouden aan de oren van de olifant. Zo heeft Betsy nog eens op het voorblad van een huis-aan-huis bezorgd reclameblad gestaan. De eerste en tweede berijders waren mijn broer en ik.

Naast de olifanten, richting Koningskade, lag de speeltuin. Daar was een draaimolen en er waren schommels, wippen, rekstokken (in het zand hieronder vonden wij onze zakcentjes) en er was een heel grote schommelbak.Gaan we weer terug langs de volière dan komen we eerst bij de tropische kassen. Een groot glazen gebouw met prachtige planten en bomen en een grote vijver waarin ook van alles groeide onder andere de Victoria Regia die druk bezocht werd als zij bloeide. Hiertegenover was een gebouw met glazen deuren. Bij binnenkomst kwam men in een ruimte waar men de binnenkooien zag van de leeuwen en tijgers. Aan de andere kant van dit gebouw waren de buitenkooien. Later zal ik hierop nog even terugkomen.

Aan de noordzijde van dit gebouw was een terrein dat in de loop der jaren voor diverse doeleinden werd gebruikt. Er heeft een tijd een grote betonnen vierkante vijver gestaan, waarop met motorbootjes gevaren kon wor-den. Ook hebben er tennisbanen gelegen. Verder naar het oosten waren de apenkooien en de apenrots met grote en kleine apen. Altijd erg aantrekkelijk voor de mensen om naar te kijken.

Vervolgens naar het zuiden, evenwijdig aan de Jan van Nassaustraat, kwam men langs diverse kooien met een grote variatie aan dieren, zoals uilen, roofvogels, kraanvogels, pinguïns en an-dere soorten vogels. Hiertegenover was een parkje dat dus aan de achterkant van het hoofdgebouw lag. Hierin liepen ook diverse soorten eenden en ooie-vaars. In het verlengde van de kooien met vogels volgden de kooien met vossensoorten, jakhalzen en wolven. In de wolvenkooi was als decor een huis gebouwd waar men dan in de slaapkamer 'grootmoeder' in bed zag liggen en Roodkapje met een mandje op bezoek kwam. (De wolven lieten hen wel met rust). Ik kan me het soms langdurig janken of huilen van de wolven 's nachts nog herinneren

Bij de meeste hokken of terreinen in de hele dierentuin waren bordjes aangebracht waarop te lezen stond wat voor dieren zich daarin bevonden, hoe ze heetten en met een tekeningetje of plattegrond van het werelddeel of gebied waar de dieren vandaan kwamen. Ten slotte kwam men bij de iets lager gelegen berenkuil. Hier kon men vanaf de grond in de kooi kijken of na een stenen trapje genomen te hebben van bovenaf de beren waarnemen.

In het midden tussen het hoofdgebouw en het kantoor was een groot grasveld en een eendenvijver. Daarnaast waren binnen- en buitenstallen met onder andere zebra's, pony's en struisvogels. Hierlangs liep een bestrate weg naar de zijkant van het hoofdgebouw. Deze weg begon bij de Benoordenhoutseweg (thans Zuid-Hollandlaan) en was bedoeld voor de leveranciers van bijvoorbeeld het voer en stro voor de dieren, maar ook als toegang tot de grote zaal van het hoofdgebouw. Aan het einde van de weg bij het hoofdgebouw was een pleintje, zodat men gemakkelijk terug kon rijden met auto's. Tegenover de stallen aan de andere kant van de weg was ook een groot grasveld. Hierop liet met de geiten wel grazen.

 

De olifant Betsy was voor kinderen de belangrijkste attractie van de dierentuin.
De olifant Betsy was voor kinderen de belangrijkste attractie van de dierentuin.
Een prachtig romantisch plaatje van de dierentuin met links het Moors paleis. De foto werd in 1930 gemaakt.
Een prachtig romantisch plaatje van de dierentuin
De foto werd in 1930 gemaakt.
Met de voorjaarskermissen werd geld verdiend. Dit is een aquarel van H.M. Horrix uit 1910.
Met de voorjaarskermissen werd geld verdiend.
Dit is een aquarel van H.M. Horrix uit 1910.
De hoofdlaan van de dierentuin in 1903. De gasverlichting zorgde er voor dat gasten ook 's avond naar het hoofdgebouw konden wandelen. Het grootste deel van de tuin was echter onverlicht.
De hoofdlaan van de dierentuin in 1903. De gasverlichting zorgde er voor dat gasten ook 's avonds naar het hoofdgebouw konden wandelen. Het grootste deel van de tuin was echter onverlicht.

Herenclub

Aan het einde van de 19e eeuw wilde de Haagse elite graag entre nous verpozen. Ze was lid van sociëteiten, bezocht de Koninklijke Schouwburg en ging naar mondain Scheveningen en (later) het Kurhaus.

Kostbare en publiekelijke vrijetijdsbesteding was van het grootste belang en een dierentuin als een soort van herenclub, waar in de zomer concertavonden gegeven werden, was het summum van deftigheid.

Duur

Een dierentuin is echter duur in het onderhoud en een groot ledenbestand was noodzakelijk. De gebruikelijke strikte ballotage werd daarom losgelaten. De dierentuin kannibaliseerde hiermee niet alleen het ledenbestand van de concurrerende sociëteiten, maar ze liet ook de rijkere middenklasse toe. Het werd zelfs mogelijk om als vrouw zelfstandig lid te worden.

Concerten

Hoewel de concerten ook in de winter gegeven werden, was het terrein echter voornamelijk geschikt voor in de zomer. Om het seizoensprobleem op te lossen werd op 14 november 1893 het tot Moors Paleis verbouwde hoofdgebouw geopend en konden maar liefst 1400 bezoekers, nu ook in de winter, de concerten bijwonen.

Verder werden pluimveetentoonstellingen, hondenshows, thé dansants en later filmvoorstellingen georganiseerd. De koninklijke kapel was zeer populair. En toegang alleen voor de leden. Dit ging goed tot de Eerste Wereldoorlog.

Het begin van het einde

De problemen begonnen toen in 1912 oud-kapitein ter zee Fock tot directeur herbenoemd werd.

Het Nederlandse welvaartsniveau daalde sterk tijdens de oorlog van 1914-1918 en het aantal leden van de dierentuin daalde mee. Maar vooral het verbod op de lucratieve voorjaarsfeesten (kermis) zorgde voor een financiële aderlating. Bij het vertrek van Fock in april 1923 waren alle grote dieren overleden of aan Burgers' Dierenpark in 's-Heerenberg verkocht. Uiteindelijk bleven van de zoogdieren alleen de apen over.

Midden voor is de hoofdingang met direct daarachter de papegaaienlaan die rechtstreeks naar het hoofdgebouw leidde. Direct voorbij de bomenrij van de papegaaienlaan zijn links en rechts twee grote vijvers waarin diverse watervogels vertoefden. De vijver rechts was met een net overspannen. Helemaal bovenin de hoek werd later de Bokkenrots gebouwd en rechts van de kassen kwam later een apenhuis en de uilenruine.

 

Het interbellum

Om de financiële problemen het hoofd te bieden werden in 1925 door de nieuwe directeur P.J. Den Hertog de voorwaarden voor het lidmaatschap gewijzigd. Er kwam een vijf rangen systeem dat er voor zorgde dat er meer geld in het laatje kwam, maar ook voorkwam dat het gewone volk in aanraking kwam met de elite.

Strijd

In de jaren 1920 had de gemeente Den Haag het bouwverbod op de dierentuingrond opgeheven. Het gevolg was dat een deel van de eigenaren de grond, waarvan de waarde door de groei van de stad sterk gestegen was, wilde verkopen.

Gedurende deze jaren werd een strijd uitgevochten tussen verschillende facties binnen het bestuur en de eigenaren.

Dit cumuleerde toen directeur Den Hertog in december 1928 in dagblad Het Vaderland een artikel liet plaatsen waarin hij aangaf een andere baan te ambiëren. Dit dreigement was echter een verkapte eis tot salarisverhoging. P. Jansen, de voorzitter van de raad van commissarissen, reageerde daarop met een vacature in de Haagsche Courant: 'directeur gevraagd'

Rustiger vaarwater

Revue artiest en politicus Henri ter Hall kwam in het bestuur, maar belangrijker was de opvolger van Den Hertog. W.K.L.A. Graaf van Bylandt (een petekind van Keizer Wilhelm) was een dierenliefhebber die in een Frans circus had gewerkt. Hij was blij dat hij in 1928 gevraagd werd om directeur te worden van de dierentuin.

Van Bylandt had een uitgebreid netwerk en maakte daar handig gebruik van. Zo ontving de dierentuin in januari 1929 een leeuw en in november een tijger van de Duitse dierenverzamelaar Carl Hagenbeck.

In november 1933 ontving van Bylandt een albino slankaap uit de Congo cadeau. In september 1935 schonk Hendrik Colijn, de secretaris van de Bataafse Petroleum maatschappij (Shell) en bovendien minister-president van Nederland een orang-oetan. In oktober 1935 arriveerden twee brulapen van de dierentuin van Soerabaja en in 1937 schonk Hendrik Rookmaker, de resident van Palembang, weer een olifant.

Naast deze cadeautjes werd er weer uitgebreid in de dierentuin geïnvesteerd. Zo werd het huis van Roodkapje in het wolvenhok gezet en in april 1930 werd een rotspartij voor de berggeiten gebouwd. De grootste publiekstrekker was echter Betsy de olifant. De graaf zorgde hiermee dat het publiek weer massaal terug kwam.

Betsy

Betsy de olifant paste in een nieuw plan om de dieren weer terug naar Den Haag te halen. Er zijn in de loop der jaren vier verschillende Betsy's geweest. De eerste Betsy kwam als jong olifantje in 1875 naar de dierentuin. Het publiek was dol op haar en liet zich graag amuseren door haar uitgebreide repertoire aan kunstjes.

De laatste Betsy (nummer IV) kwam in 1937 naar de Haagse Dierentuin. In tegenstelling tot haar voorgangers kreeg ze tijdelijk gezelschap van andere olifanten, Neeltje, Dora en Aida. Al snel verlieten deze drie laatste olifanten de dierentuin weer. Betsy IV bleef en werd soms als lopend reclamebord gebruikt.

Toen de Haagse Dierentuin in 1943 gedwongen was te sluiten, verhuisde Betsy IV naar Artis in Amsterdam. Ze leefde daar tot in de jaren zestig.

Meer problemen

De kosten bleven stijgen en het cashflow probleem werd nauwelijks opgelost. Het werd steeds lastiger om de stijgende salarissen van de 35 personeelsleden te betalen.

In december 1935 ging daarom het lidmaatschap opnieuw op de schop en kon de hele bevolking lid worden en nam het aantal leden toe van 1100 naar 4000. De kermis was echter nog steeds de moneymaker.

Overname

Verder werd onderhandeld met de gemeente Den Haag om voor ƒ850.000 de dierentuin over te nemen (te kopen). De gemeente moest de dierentuin daarna weer verhuren aan een nieuw op te richten N.V. Dit voorstel kwam echter niet door de raad (19 stemmen voor en 21 tegen).

In 1939 bezochten jaarlijks ongeveer 200.000 bezoekers de dierentuin. Er werd winst gemaakt dankzij de opbrengsten van de voorjaarsfeesten en de verhuur van de zalen. Er rustte echter nog steeds een forse hypotheek op de inboedel.

De buren

Klein oppervlak

De dierentuin was bij de stichting in 1863 zes hectare (ha) groot, maar verloor een hectare toen de Koningskade verbreed moest worden. Het was een lastige opgave om op deze krappe vijf ha een dierentuin te exploiteren.

Ter vergelijking, de dierentuin van Wassenaar was 15 ha groot, en het huidige Blijdorp in Rotterdam maar liefst 28 ha. De Haagse dierentuin kon niet groeien omdat in de loop der jaren het Nassaukwartier om de tuin heen gebouwd was. Dit zorgde voortdurend voor problemen met de buren.

Scheepshoorn

In 1906 liet een bewoner van de Koningskade een scheepshoorn afgaan als protest tegen het lawaai van de kinderspeelplaats. Na bemiddeling van de burgemeester werd de speelplaats op kosten van de omwonenden verplaatst.

In 1932 stond directeur van Bylandt voor de rechter omdat omwonenden uit de Jan van Nassaustraat hadden geklaagd over de nachtelijke herrie van de kraanvogels. Van Bylandt merkte op dat de stad om de dierentuin gegroeid was en dat de kraanvogels er eerder waren dan de buren. Een nazaat van de hoofdklager woont overigens nog steeds in deze straat.

De oorlog

Op 27 september 1940 overleed graaf van Bylandt aan een stress gerelateerde ziekte. Op 7 oktober werd de nieuwe directeur aangesteld. Jonkheer P.J.A. Just de la Paisieres mocht de boel ontmantelen en was in 1946 de laatste werknemer.

Het onder zware hypothecaire lasten gebukt gaande Genootschap sloot een contract af met een bouwcombinatie, die een optie verkreeg om uiterlijk 20 mei 1943 de gronden en opstallen te kopen. Dan zou, na verkoop van de inventaris aan Artis, de dierentuin worden opgedoekt.

Seyss-Inquart

Op last van rijkscommissaris Seyss-Inquart stak de 'Commissaris voor niet-commercieele Vereenigingen en Stichtingen' een stokje voor de uitvoering van dit scenario.

Seyss-Inquart woonde een paar honderd meter verderop in het landhuis op Clingendael en probeerde de eerste jaren van de oorlog met zachte hand de Nederlanders voor het Nationaalsocialisme te winnen.

De rijkscommissaris stelde op 16 april 1943 dr. K. van Eybergen aan als gemachtigde met de opdracht de fauna en flora te redden en recreatie mogelijkheden voor de Haagse burgerij te sparen.

Van Eybergen voerde een reorganisatie van de exploitatie door, waartoe hij per 1 juni 1943 de Stichting Haagsche Dierentuin oprichtte, waarin hij het alleen voor het zeggen had. Met de pinksterdagen passeerden ruim 6.000 mensen de toegangshekken.

Gezien deze massale belangstelling hoopte hij na afloop van de oorlog de dierentuin drastisch te kunnen vernieuwen. De Rijkscommissaris maakte een half jaar later echter toch korte metten met de dierentuin. De vesting-Clingendael ging onderdeel uit maken van de Atlantikwall en deze muur ging dwars door de dierentuin. Na tachtig jaar viel op 6 september 1943 het doek voor de dierentuin. 

Het einde

Atlantikwall

De dierentuin lag in de zuidwestelijke hoek van dit verdedigingswerk, voor de bouw waarvan langs de Raamweg-Koningskade één doorlopende muur werd opgetrokken, die op de hoek Koningskade-Benoordenhoutseweg overging in de met bunkers versterkte tankgracht door het Haagse Bos. Eind november 1943 was de liquidatie van de dierentuin voltooid.

Verhuizing

Enkele grote dieren werd ondergebracht in de Rotterdamse diergaarde Blijdorp, waarmee de dierentuin een jarenlange samenwerking had.

Het merendeel van de verzameling dieren en planten bleef echter in Den Haag. Op de kinderboerderij en op de noordoostelijke speelweide in het Zuiderpark werden voorzieningen getroffen om de nieuwe bewoners op te vangen.

De verhuizing betrof 5 bijenvolken, 12 viervoeters (te weten 2 kamelen, 2 zebra's, 2 lama's, 4 maneschapen, 1 zeboe en 1 bison) en 54 vogels (waaronder fazanten, zwanen, pelikanen, nandoes, eenden en ganzen). Verder behalve een kinderboerderij en een hooischelf 24 stuks vee (schapen, runderen, geiten en varkens) en 34 hanen en hoenders. Ook werden ongeveer 5400 planten naar het Zuiderpark verplaatst.

Onderhandelingen

NSB-burgemeester Westra toonde zich tegenover de Secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken verheugd, 'dat U deelt in mijn mening, dat het behoud van een deel van den Dierentuin, als gelegenheid voor ontspanning en leering voor 's-Gravenhage van groot belang is'.

Deze vreugde ten spijt ontpopte zich een juridisch steekspel over de exploitatielasten dat in een overeenkomst van 10 augustus 1944 werd beslecht. De Stichting Haagsche Dierentuin zou dit alles voor tien jaar in bruikleen geven aan de gemeente 's-Gravenhage, die voor de onderhoudskosten zou opdraaien.

Het terrein met de gebouwen werd verkocht aan de gebroeders W.J. en J. Rote, te Wassenaar en Bloemendaal. De uit 459 delen bestaande bibliotheek van het Zoologisch-Botanisch Genootschap werd in mei 1944 aan de gemeente geschonken.

Op 27 november 1944 gebeurde hetzelfde met de dieren en planten, 'opdat op deze wijze de kern van de Haagsche Dierentuin voor 's-Gravenhage behouden blijft'. Na de oorlog heeft het Nederlandsche Beheersinstituut de afwikkeling van de financiën van de Stichting afgehandeld.

Na de oorlog

De gemeente Den Haag gaf in oktober 1945 de grote dieren in bruikleen aan Blijdorp, want dat scheelde ongeveer ƒ 10.000 aan onkosten per jaar.

Het oude provinciehuis in 1964.In maart 1947 werd de laatste stap gezet en werden de grote dieren verkocht aan Blijdorp, Dierenpark Wassenaar en Ouwehands Dierenpark in Rhenen. Na de oorlog had de gemeente grotere prioriteiten dan een zieltogende dierentuin en een verzoek om een nieuwe dierentuin te stichten werd daarom afgewezen.

De Atlantikwall werd afgebroken en het meest succesvolle onderdeel van de dierentuin, het Moors Paleis, werd gerestaureerd. Er gingen weer feesten, bijeenkomsten, examens en voorstellingen georganiseerd worden. De overheid zocht ondertussen naar een nieuwe bestemming voor het troosteloze terrein. Bij gebrek aan beter stelden de heren Rote, die de 'Combinatie-Dierentuin' in het leven hadden geroepen, het voorlopig open als wandelpark.

In 1950 werd het Haags Montessori Lyceum naast de Moorse zaal gebouwd. Deze school gebruikte echter slechts een klein stuk van het terrein.

Provinciehuis

Bij het bombardement op het Bezuidenhout van 3 maart 1945 was het provinciehuis aan het Korte Voorhout deels en de ambtswoning van de commissaris van de Koningin volledig verwoest. Het provinciaal bestuur had behoefte aan een nieuw gebouw, dat ruimer van opzet was en ook een eigen statenzaal zou bevatten.

In 1963 werd begonnen aan de bouw van het Provinciehuis aan de andere kant van het Moorse paleis. Dit kon nog even blijven staan, maar op 30 juni 1968 werd het pand dan toch gesloten. Even later werd het afgebroken om plaats te maken voor uitbreiding van het Provinciehuis en de bouw van het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat. Tussen 1995 en 1998 werden de twee, niet zo mooie, oudste delen van het provinciehuis gesloopt en vervangen door nieuwbouw.

Heden

De Dierentuinbrug in augustus 2020.Dierentuinbrug

Op 14 juli 1939 werd de brug over het kanaal van de Koningskade geopend. In 1956 werd dit formeel de Dierentuinbrug genoemd. Ter versiering van de brug ontwierp kunstenares Gra Rueb (1885-1972) twaalf reliëfs met scènes uit de fabels van La Fontaine. Verder zijn in de tuin van het provinciehuis beelden van een uil, adelaar en poema neergezet en in het gebouw hangen verschillende foto´s van de dierentuin.

In 1997 lag er een plan op tafel voor een nieuwe dierentuin in Den Haag. Niet meer op de Zuid-Hollandlaan, maar in het Zuiderpark. Dit plan had volgens de bedenkers kans van slagen omdat de grote concurrent, de Wassenaarse dierentuin, inmiddels niet meer bestond. Dierenrechtenactivisten kwamen echter massaal in opstand. Ze waren bang dat de dieren te weinig bewegingsvrijheid zouden krijgen in deze nieuwe Haagse dierentuin. Het plan stierf een stille dood.