Uilenest
Aan de rand van de landgoederen Oosterbeek en Clingendael stond de boerderij Het Uilennest. In 1939 stelde de gemeente voor deze omgeving een bestemmingsplan op dat voorzag in de bouw van de woonwijk Clingendael. Op de plaats van Het Uilennest had volgens dit oorspronkelijke bouwplan een flat met particuliere woningen of een gebouw voor huisvesting en verzorging van onvolledige gezinnen en/of alleenstaanden moeten komen. De boerderij werd door de Koninklijke Landmacht in 1939 tijdelijk in gebruik genomen als herstellingsoord voor paarden. De Tweede Wereldoorlog gooide echter roet in het eten.
De oorlog
Gedurende het eerste jaar van de bezetting, die in mei 1940 begon, gaven de Duitsers het gebouw een zelfde bestemming als het Nederlandse leger door er een Wehrmacht Pferde-Lazarett te vestigen. Echter al in 1941 wilde de Duitsers er de huisvesting van een onderdeel van de Ordnungspolizei plaatsen. En het perceel rond het Uilennest aan de Thérèse Schwartzestraat was hier zeer geschikt voor.
Het terrein was namelijk perfect ontsloten door de ligging aan de Wassenaarseweg en de verbinding met de uitvalsweg richting Wassenaar en Leiden. Verder lag het perceel vlak bij het woonhuis (op Clingendael) van de Rijkscommissaris van Nederland Seyss-Inquart.
Stuttgarter Schule
Voor het ontwerp werd de Duitse architect Karl Gonser gevraagd. Hij was tijdens de Duitse bezetting bij een groot aantal, overwegend militaire bouwprojecten in Nederland betrokken. Gonser was een aanhanger van de Stuttgarter Schule. Dit was een stroming die voortborduurde op de stijl van de traditionele Duitse plattelandsbebouwing zoals die met name was terug te vinden in boerenhoven en kasteelachtige behuizingen. En dit is te zien aan de kazerne.
Het terrein wordt langs de Thérèse Schwarzestraat omgeven door een gracht. De stenen bruggen over het water en de bastionvormige hoeken van de gemetselde grachtmuren geven het geheel een kasteelachtig, maar ook een boerderijachtig karakter.
De bouwwerkzaamheden werden in de eerste maanden van 1943 afgerond. Het hoofdgebouw werd gebruikt voor legerings- en kantoordoeleinden, het bijgebouw als stalling voor paarden, materieel en auto's.
De bouw verliep grotendeels buiten de gemeente 's-Gravenhage om. Zij werd als belanghebbende op de hoogte gehouden, maar op de besluitvorming kon zij geen enkele invloed uitoefenen. Op grond van het Landoorlogreglement was de Nederlandse overheid immers verplicht om de civiele instanties van de bezetter, en dus ook de politieorganisaties, huisvesting te verschaffen.
Aan het einde van de oorlog, begin mei 1945, werd het terrein voor de kazerne door de geallieerden gebruikt om voedselpakketten op te droppen. De Duitsers vertrokken een dag later.
Na de oorlog
Irenebrigade
De Irenebrigade was een Nederlands legeronderdeel dat voortkwam uit naar Engeland ontkomen Nederlanders. Ze speelde een rol bij de bevrijding van Nederland.
Direct na de oorlog werd de stafcompagnie van deze brigade in de Polizeikaserne gelegerd. De naam werd in eerste instantie veranderd in Clingendaalkazerne, maar wijzigde kort daarom in Irenekazerne.
Op 13 juli 1945 werd op de kazerne de Irenebrigade ontbonden. Na het vertrek van de Irenebrigade melden zich twee gegadigden bij de minister. Zowel de generale staf als de koninklijke marine waren geïnteresseerd in het leegstaande pand. De generale staf won de strijd en mocht in het Duitse pand trekken.
Juliana
Sinds de negentiende eeuw werden Haagse kazernes naar een lid van het vorstenhuis vernoemd. Ook de naamgeving sinds 1948 van de Julianakazerne symboliseerde de historische band tussen de landmacht en het Huis van Oranje.
Hier ging echter de nodige discussie aan vooraf. De kazerne was immers door de bezettingsmacht gebouwd en sommige Nederlanders vonden het niet gepast om hieraan de naam van een lid van het Koninklijk Huis of een andere verdienstelijke Nederlander te verbinden. Uiteindelijk hakte de verantwoordelijke minister de knoop door.
In 1984 werd om de band met het Koninklijk huis nog meer te versterken de grote zaal op de begane grond herdoopt in Prins Bernhardzaal.
Kazerne
In de navolgende jaren werden met name in het interieur bouwkundige aanpassingen doorgevoerd. Het stalgebouw werd intern ingrijpend gewijzigd ten behoeve van nieuw ingebrachte kantoorruimte.
In het interieur van het hoofdgebouw bleven het centrale trappenhuis en de voormalige kantine/toneelzaal (later de Prins Bernardzaal, nu het Bernhard loft) de meest authentieke ruimten.
Bijzonder is de geheel betonnen kapconstructie dat in haar opzet met hoofdgebinten bijna een versteende kopie lijkt te zijn van de opbouw van de houten kapconstructies van de grote boerenschuren.
In 1987 startte de laatste grote verbouwing waarbij praktisch het gehele interieur van de kazerne werd vernieuwd. Daarbij werd alles zoveel mogelijk aan de eisen des tijds aangepast, echter met behoud van de oude elementen. Hierdoorbleef het authentieke karakter van het gebouw zoveel mogelijk gespaard.
Reorganisatie
In het najaar van 2005 werd besloten veel onderdelen van de krijgsmacht buiten de Haagse regio te vestigen. Door dit soort reorganisaties binnen de landmacht en de Koninklijke Marechaussee kreeg de kazerne in de loop der jaren steeds meer het karakter van een directiekantoor. De laatste 'binnenslapers' van de stafcompagnie verhuisden al veel eerder in 1976 van de Prinses Julianakazerne naar de Alexanderkazerne in Den Haag.
Nog een Julianakazerne
Overigens was er in de stad nog een naar prinses Juliana vernoemde kazerne. Het ging hier om een noodgebouw dat in 1916 in de Bachmanstraat was opgetrokken voor de internering van Britse militairen. Zij waren tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) in het neutrale Nederland terechtgekomen. Rond 1923 werd deze kazerne afgebroken.
Bunker
Waarschijnlijk staat de grootste bunker van de Stützpunktgruppe Scheveningen in Clingendael. Deze reusachtige bunker (begin 1943 gereed) was ontworpen door het architectenechtpaar Gonser. Het lag op een steenworp afstand van het landgoed van Seyss-Inquart en vlakbij de kazerne. Het gebouw was zo groot dat zelfs bewapeningsminister Albert Speer zich met de bunker bemoeide. Hij noemde het buitenproportioneel groot.
Schijngebouw
De bunker was geheel opgenomen in een schijngebouw, met bakstenen muren en een hoogopgaand, met pannengedekt zadeldak. Op de camouflagemuur waren vensters geschilderd. Een spionagerapport van 30 maart 1945 beschreef 'de bunker der Rijkscommissaris' als goed gecamoufleerd. Hij leek op een noodkerk of ziekenhuis. In 1944 nam een Sonderkommando de hallen in gebruik voor de assemblage en opslag van V2-raketten, die hier later ook werden gelanceerd.
Exclusief de dubbele keuken van het type 645 aan de noordoostkant beslaat het omhulsel van de bunker een grondvlak van 60 x 30 meter. De bunker heeft een grondvlak van circa 50 x 20 meter, ongetwijfeld in meer dan één bouwlaag uitgevoerd. De nokhoogte van het zadeldak ligt circa 15 meter boven het maaiveld.
Na de oorlog onstonden vanaf 1948 spanningen in Europa als gevolg van de Russiche blokkade van Berlijn. Hierop werd besloten dat de bunker in crisissituaties als onderkomen zou dienen voor de Generale Staf. Dit is de reden dat de bunker nooit afgebroken werd.
Het park Oosterbeek ligt binnen de gemeente Wassenaar, maar de grond werd in 1953 gekocht door de Gemeente Den Haag. Daardoor ligt de bunker op Haagse grond binnen de gemeente Wassenaar en de Prinses Juliana Kazerne op volledig Haags grondgebied.
De toekomst
De Prinses Julianakazerne is niet meer in gebruik bij de landmacht en het Rijk heeft het pand in 2016 verkocht. De Haagse Stichting Maasbach Wereldzending wilde het pand graag overnemen om er hun hoofdkantoor te vestigen. De gemeente Den Haag zag hier echter niets in. Het complex werd in plaats daarvan omgebouwd naar herenhuizen en appartementen. De nieuwe naam is Julia's park.