Carel Vosmaer

Carel Vosmaer was een van de belangrijkste schrijvers uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Er werden drie straten naar hem vernoemd. De Vosmaerstraat, Amazonestraat en de Nannostraat. Allen sinds 14 februari 1921 in Spoorwijk

Carel Vosmaer
Carel Vosmaer

Carel Vosmaer werd geboren in een oud patriciërshuis op het Buitenhof. Het pand bestaat al lang niet meer. Hij ging in zijn jeugd naar het Gymnasium Haganum, toen gevestigd in de Raamstraat (de huidige school aan de Laan van Meerdervoort werd pas in 1907 gesticht). Vosmaer was op school bevriend met de later bekende Conrad Busken Huet.

Carel Vosmaer als student aan de Nieuwe Rijn 34 in Leiden.
Carel Vosmaer als student aan de Nieuwe Rijn 34 in Leiden.
Een jeugdige Vosmaer.
Een jeugdige Vosmaer.

Leven

Carel studeerde vanaf 1844 rechten in Leiden, promoveerde op 18 januari 1851 en vestigde zich als advocaat in Den Haag.

Van 1853 tot 1856 was hij griffier bij het kantongerecht in Oud-Beijerland, daarna substituut-griffier, eerst bij het Hof in Den Haag, in 1866 bij de Hoge Raad, totdat hij dit ambt neerlegde in 1873 om verder uitsluitend te leven voor de studie van kunst en letteren.

Nederlandsche Spectator

Op 7 januari 1860 verscheen het eerste nummer van het later beroemde tijdschrift De Nederlandsche Spectator onder hoofdredactie van Mark Prager Lindo.

De lijst met medewerkers laat een aantal straatnamen in Spoorwijk / Laakkwartier zien: Carel Vosmaer (van de Vosmaerstraat), Coenraad Busken Huet (van de Busken Huetstraat), Arnold Ising (van de Isingstraat) en Gerard Keller (van de Gerard Kellerstraat). En vanaf 1863 Jan ten Brink (van de Jan ten Brinkstraat). 

Carel schreef 25 jaar lang voor het tijdschrift De Nederlandsche Spectator. Onder zijn bestuur stond de Spectator open voor allerlei vernieuwingen. Zijn stukjes genaamd Vlugmaren schreef hij vanaf 13 augustus 1864 onder het pseudoniem Flanor. Vosmaer werd een van de eerste columnisten die een mening over van alles had. Zijn stukjes waren zeer invloedrijk.

In zijn tijdschrift bood hij jonge dichters als Willem Kloos, Albert Verwey en Jacques Perk gelegenheid om te publiceren. Vosmaers liberale opvattingen zorgden voor veel polemiek; letterkundige vrienden als P.A.S. van Limburg Brouwer, Multatuli en Johannes van Vloten inspireerden hem tot een spinozistische wereldbeschouwing.

Breek uwe monumenten af en gij doet alsof ge bladen scheurt uit uw levensboek

-Carel Vosmaer-

In de negentiende eeuw werden stokoude gebouwen en monumenten zonder nadenken gesloopt. Carel Vosmaer zei hierover rond 1860: 'Breek uwe monumenten af en gij doet alsof ge bladen scheurt uit uw levensboek.'

Mesdag

Over het Panorama Mesdag: 'Al die praatjes over een onzichtbare overgang tussen doek en werkelijkheid zijn onzin. Als men wil, is het verschil heus wel zichtbaar. Maar dat is niet doorslaggevend voor de waarde van een panorama. Het artistieke op zich gaat al ver boven en is iets anders dan optisch bedrog'.

Over het Panorama Bezuidenhout liet hij zich negatiever uit: ‘eene aardigheid, eene curiositeit, niets meer'

Binnenhof

Willem Rose was de stadsarchitect van Rotterdam. Hij werd rond 1860 aangesteld om de Ridderzaal dat in een 'zeer achterlijken toestand' was geraakt, te restaureren.

In die tijd was gietijzer zeer modern en populair en Rose wilde dit gaan gebruiken.

Een bijkomend argument was dat Rose dacht dat de houten kap niet uit de middeleeuwen kon stammen omdat in een balk het jaar 1631 was uitgesneden. De critici meenden echter dat de combinatie van klassieke elementen met moderne bouwmaterialen als baksteen en gietijzer de nieuwe gebouwen een uiterst armzalige uitstraling gaf.

De Spectator sprak over het krankzinnige herstelplan van Rose. Vosmaer noemde de gietijzeren kap een zotskap op het hoofd der grijze majesteit. De protesten mochten echter niet baten. De kap van de Ridderzaal werd vervangen door een eigentijdse neogotische kap van gietijzer op twee rijen kolommen. Vosmaer kreeg echter veertig jaar later, na zijn dood, toch gelijk.

Rond 1900 werd de houten kap naar het oude model weer teruggebracht.

Monument 1813
Het ontwerp voor het Monument 1813

Plein 1813

In 1863 was het precies vijftig jaar geleden dat het koninkrijk tot stand kwam en dat was een goede aanleiding om een groot monument te plaatsen om de onderdanen te herdenken én te inspireren voor de toekomst.

Voor de keuze van het 'Nationaal gedenkteeken van Neerlands herstelling' werd een prijsvraag uitgeschreven. De jury gaf voorlopig de voorkeur aan het ontwerp van de beroemde katholieke architect Pierre Cuypers.

Carel Vosmaer maakte het ontwerp uit voor middeleeuws, een scheldwoord in bepaalde kringen: 'Nooit mag het herboren optreden van onze natie worden voorgesteld door eene symboliek uit den tijd waarin kerkelijke, maatschappelijke en staatkundige denkbeelden heerschten, met welke wij voor goed gebroken hebben'.

Op 27 oktober 1864 draaide de jury haar advies om en verklaarde bijna unaniem dat het ontwerp Ebenhaëzer de winnaar was. Dat was het ontwerp dat tot op de dag van vandaag op Plein 1813 te bewonderen is.

Standbeeld Thorbecke

De liberale staatsman Johan Thorbecke overleed in 1872.

Zijn grondwet werd door liberalen als Carel Vosmaer gezien als een belangrijke mijlpaal in de democratisering van Nederland. Er moest dus een standbeeld komen.

De godsdienststrijd was echter nog niet afgelopen. Thorbeckes grondwet had de godsdienstvrijheid vastgelegd en de katholieke emancipatie bevorderd.

De protestantse kerken en de Anti Revolutionaire Partij (ARP) van Abraham Kuyper zagen Thorbecke echter als de liberale dictator die het christelijke volksdeel vervolgde en op achterstand zette. De Bijbel was immers het onfeilbare richtsnoer voor alle terreinen des levens. En Thorbecke had niet alleen hieraan gemorreld, maar ook aan de macht van de koning.

De plaatsing van het standbeeld werd daarom door de conservatieve Haagse overheid met allerlei smoesjes (volgens Vosmaer) tegengehouden.

Hij schreef op 30 oktober 1874 in een Vlugmare: 'Men zocht het beeld met allerlei kleingeestige middelen weg te krijgen.'

Een argument was bijvoorbeeld dat men minstens een kwart eeuw moest wachten voordat een standbeeld geplaatst kan worden: 'Het zal dus wel altijd onmogelijk zijn het stichten van een gedenkteeken voor een man die diep heeft ingegrepen in de staatkundige godsdienstige of maatschappelijke meeningen algemeen toegejuicht te zien'

Carel Vosmaer was dus een roepende in de woestijn en in 1875 werd het beeld in het liberale Amsterdam geplaatst.

Pas op 11 februari 2017, 145 jaar na zijn dood, werd op het Lange Voorhout een modern beeld van Thorbecke onthuld.

Mauritshuis

Vosmaer was zeer te spreken over de heropening op 15 december 1875 van het Mauritshuis na een grote verbouwing. Het museum was 'als vernieuwd en herboren'

Jacobus de Meerderekerk

Pas op 11 februari 2017, 145 jaar na zijn dood, werd op het Lange Voorhout een modern beeld van Thorbecke onthuld.
Pas op 11 februari 2017, 145 jaar na zijn dood, werd op het Lange Voorhout een modern beeld van Thorbecke onthuld.
De Jacob de Meerderekerk in oktober 2021. 'Al wat men ziet is groene rondvensters, gekleurde glazen, hard gekleurde poppen. muren en geledingen van rood, wit, groene deuren. gouden kapiteelen, tezamen eene harmonie vormende, die wij tot dusver slechts aan de poffertjeskraam zagen'
De Jacob de Meerderekerk in oktober 2021. 'Al wat men ziet is groene rondvensters, gekleurde glazen, hard gekleurde poppen. muren en geledingen van rood, wit, groene deuren. gouden kapiteelen, tezamen eene harmonie vormende, die wij tot dusver slechts aan de poffertjeskraam zagen'

De katholieke gemeenschap liet in 1878 in de Parkstraat een nieuwe kerk bouwen. Een ontwerp van Pierre Cuypers.

Dit was een met privaat geld gefinancierd project waar een buitenstaander geen invloed op kon uitoefenen.

Vosmaer stak zijn mening over de 'roomse blijschap' in de Nederlandsche Spectator van 30 juli 1887 echter niet onder stoelen of banken.

Hij vond dat de architect Pierre Cuypers, de kunstadviseur van de overheid {tip title="victor de stuers" content="Victor de Stuers woonde vlak bij de nieuwe kerk, namelijk op de Parkstraat 32"}Victor de Stuers{/tip} en de hoogleraar voor beeldende kunsten Joseph Alberdingk Thijm (van de Alberdingk Thijmstraat) veel te veel invloed op de bouwkunst hadden.

'Al wat men ziet is groene rondvensters, gekleurde glazen, hard gekleurde poppen. muren en geledingen van rood, wit, groene deuren. gouden kapiteelen, tezamen eene harmonie vormende, die wij tot dusver slechts aan de poffertjeskraam zagen'.

Rijksmuseum

Het nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam werd ontworpen door Pierre Cuypers. Net zoals bij het ontwerp van het Monument 1813 en bij de Parkstraatkerk oordeelde Vosmaer ook bij het Rijksmuseum negatief. Hij schreef in een Pluksel van 14 november 1885: 'Waarlijk, het beste zal zijn dat wij die heele kast maar verkoopen aan {tip title="adolph krasnapolsky" content="Adolph Krasnapolsky was de eigenaar van hotel Krasnapolsky in Amsterdam"}Adolph Krasnapolsky{/tip} of, als die het onbruikbaar vindt, een nieuw museum te bouwen.'

Het Vaderland

Vanaf maart 1874 ging Carel Vosmaer voor de nieuwe liberale krant Het Vaderland werken. Waarschijnlijk op uitnodiging van de uitgever Martinus Nijhoff die ook de Nederlandsche Spectator uitgaf.

Dit is de krant waarin vanaf 1887 Eline Vere als feuilleton gepubliceerd werd. Vosmaer leverde tot augustus 1883 bijna tien jaar lang columns onder de naam 'Een en ander'.

Kennissen

Het huwelijk is ook een leerschool, het is bovenal de hogeschool van het geduld.

-Carel Vosmaer-

Louis Couperus

Vosmaer noemde Louis Couperus naar de titel van een van zijn gedichten ‘een star van hope’, ondanks de Potgieteriaanse trekken (van de Potgieterstraat). Hij zag in Couperus een briljant literair talent en plaatste daarom regelmatig Couperus' gedichten in de Nederlandsche Spectator.

De bewondering was wederzijds, Vosmaer was een van de favoriete schrijvers van de jeugdige Couperus.

De Haagse letterkundige Frans Netscher was een vriend van Couperus.

Ze gingen regelmatig in het Scheveningse Bos wandelen en kwamen daar Carel Vosmaer tegen: 'Elken middag tegen vier uur gingen wij wandelen, op den ouden Scheveningschen weg, in de Boschjes ... Tot de wandelaars, die wij dan trouw tegenkwamen, behoorde o.a. Vosmaer, met zijn witten kop van uitstaand haar, stijf rechtop, zijn kaalgeschoren gezicht, zijn intelligent vossenhoofd, altijd even rustig, koel en placide.

Vosmaer miste in de Scheveningse Bosjes echter een drinkbron waaraan hij zich tijdens de wandeling kon laven. Een drinkbron die hij tijdens zijn vakanties in Italië wel tegenkwam.

Scheurleer

De bankier Daniël François Scheurleer wilde rond 1880 een collectie met muziekinstrumenten beginnen. Vosmaer was zijn geestelijk leidsman en levenslange inspirator. Scheurleer schreef in 1880: 'Eindelijk stuurt van den Heuvel mij het lang verwachte vreemdelingenboek van mijn 'museum'. Ik ben zoo vrij het u hiernevens te doen toekomen. Zoudt u zoo goed willen zijn op het eerste blad uwe handteekening te zetten met datum van uw eerste bezoek?'

Multatuli

Vosmaer was een grote fan en vriend van Eduard Douwes Dekker (Multatuli) die na de publicatie van zijn roman Max Havelaar in 1860 in een conspiration du silence, een cordon sanitaire terecht was gekomen.

Vosmaer startte bijna gelijk met een reeks met artikelen in de rubriek 'Een en ander' waarin hij zijn bewondering voor Multatuli opschreef. Deze stukjes werden later gebundeld onder de titel 'Een zaaier'.

Schrijverschap

In 1862-1863 schreef Vosmaer een biografie, in het Frans, over de schilder Rembrandt van Rijn. Dit was de eerste biografie van Rembrandt waarin de schilder in zijn tijd werd geplaatst. Op 6 augustus 1863 kwam het op de markt onder de titel Rembrandt Harmensz. van Rijn, ses précurseurs et ses années d'apprentissage. Het vervolg werd op 24 december 1868 uitgegeven: Rembrandt Harmensz. van Rijn, sa vie et ses œuvres. En op 5 juni 1877 werden de twee boeken gebundeld onder de titel Rembrandt sa vie et ses œuvres

Op 26 april 1872 verscheen de eerste bundel van 'Vogels van diverse pluimage', met daarin een aantal nieuwe en oude prozastukken en gedichten.

Het ingewikkelde in hexameters geschreven gedicht Londinias volgde op 7 oktober 1873. Het meisje Athene in het verhaal werd gemodelleerd naar Holda (A.J.F. Clant van der Mijll-Piepers), de buitenechtelijke vriendin van Vosmaer

Zeven jaar later, op 26 november 1880, werd zijn bekendste werk uitgegeven, Amazone (van de Amazonestraat), op 28 november 1882 gevolgd door Nanno (van de Nannostraat).
De publicatie van de eerste aflevering van de vertaling van Homerus’ Ilias was op 21 juni 1878. De vertaling van de Odyssee werd pas na Vosmaers dood in 1889 uitgegeven.

In 1879 werd de eerste bundel Vlugmaren uitgegeven. Vlugmaren waren de populaire stukjes die Vosmaer schreef in de Nederlandsche Spectator.

Carel Vosmaer verzette zich tegen de toen moderne realistische literatuurstromingen. Hij bleef tot aan zijn dood in 1888 trouw aan de romantisch-klassieke vorm. Hij overleed in 1888 in Montreux (Zwitserland).

Haagse Adressen

Vosmaer woonde:

  • Op het Buitenhof vanaf 1826
  • Op de Bierkade nummer 10 vanaf maart 1856
  • In de Willemstraat nummer 46 vanaf mei 1857
  • In de Anna Paulownastraat 70 vanaf mei 1869 
  • In de De Ruyterstraat 73  vanaf mei 1875 (tot 1888)

Straten

De Nannostraat is in de jaren 90 afgebroken en vervangen door een buurtpark en woningen (Hof van Heden). De Vosmaerstraat en de Amazonestraat bestaan, in gewijzigde vorm, nog steeds. In de Scheveningse Bosjes stond de Vosmaerbron met zijn borstbeeld (1890) die later Vosmaerzuil gedoopt zou worden.

Boeken

Werken van Vosmaer
Amazone
Nanno
Londinias
Inwijding

De fragmenten van enkele boeken van Carel Vosmaer

Amazone (1880)
Op 26 november 1880 verscheen de roman Amazone bij uitgeverij Martinus Nijhoff 

 

Hebt gij de ‘cartolina’ met mijn vluchtig woordje uit Genua ontvangen? Eerst hier in Florence kan ik u uitvoeriger schrijven, zoo als ik beloofde, want ik ben snel over landen, stroomen en rotsen heengestoomd en eerst hier heb ik een rustpunt.

Maar noch geen rust voor het gemoed, die moet noch komen, als zij komen wil. Hier ben ik eigenlijk in Italië! Ik kende vroeger alleen een stuk van Lombardije en Venetië. Maar voor ons, barbaren en Germanen, is dat niet het Italië.
Het land is daar als bij ons, zoowaar wilgen en weiden en slooten, en Venetië heeft zoo veel romantiesch. In Genua zag ik het eerste ware Italië, zonnig, zuidelijk, marmer, echte typen, bloeiende oranjes, aloë's en cactussen bij duizenden.

De Haagse uitgever Martinus Nijhoff gaf in 1882 de roman Nanno, Eene Grieksche Idylle uit

OCHTENDGLOREN.

Langzaam sleept de heilge nacht haar sluier,
IJler, doorschijnend aan d' uiterste slippen,
Weg van de aard', en de laatste sterre
Dooft hare glans.
Zacht ontwaakt uit de sluimer het leven,
't Windeken suizelt,
Licht als een zucht in de morgen;
Over het groenige bleek van de lucht
Glimmert een gelige tint,
En het eerste wolkje met rozenvlerkjes
Zweeft van de diepten omhoog.
Fjoe-fjoe-fjoe! tsio-tsio-tsio-io!
Fluiten de vroegst ontwaakte gevleugelde zangstertjes blijde,
Nu zij van boven, de morgen al onder de kimmen ontwaren.

Klapwiekend stijgt op de vleugelen
Druipend van 't vloeiende goud aan de kim
d' Ochtend in 't kleed van saffraangeel,
Maagdlijke bode des daags;
En de gloed op haar blozende wangen
Kondigt het rijzen des lichtgods.

Nu heft in voile majesteit de albezieler
Boven de blauwende zee
't Hoofd met de gouddiadeem;
't Zilveren schuim verguldt zich,
Goudstof wemelt in 't kustzand,
Bruinrood tinten de stralen de rotsen;
En de kronen der pijnen
Verkonden aan mirten, olijven, cipressen,
Dat de daggod naakt, en zij brengen het over
En verder en verder aan lagere struiken.
En verder en verder aan lagere struiken.
't Aardrijk lacht, in het leven herboren,
Iedere bloemkelk plengt
Aan de rijzende god zijne dauwdrop.

Het episch gedicht Londinias uit 1877 vertelt in homerische trant en hexameters in 8 zangen het tochtje van vier vrienden naar Londen

Muze, bezing me den tocht van 't viertal mannen uit Neerland
Over de schuimende zee, naar de rossenbedwingende Britten.
Velerlei zeeën bevoeren ze, kenden al menige landstreek,
Talen en zeden: Neaules en Porthmos, wijze verspreiders
Aller geleerdheid; verder Oïlmos, zeldzamen boekschat
Zamelend; hen vergezelde de kunstdoorvorscher Aloopex.

Zij nu den eerdienst trouw der beschavingkweekende Athena,
Rustten zich uit tot den tocht op den landomspoelenden zeeplas,
Tot waar 't Britland rijst uit de zee, 't groenheuvelig eiland.
Dáar toch wilden zij offers en hulde vereeren den beelden,
Die het museum veilig bewaart als het kostbare kleinood,

Eenmaal 't Parthenon sierend en schoon afbeeldend Athena's
Roemvollen zege en de reien der panathenaeïsche feesten.
Die toch waren voorheen uit den tempel van Attika's hoofdplaats
Medegebracht door de rossenbedwingende zonen van 't Britland,
Stoute beploegers der zee, buitzoekend en schittrenden kunstpronk.

Inwijding (1889)

Een jonge man van negen en twintig jaren, na zijne promotie in de rechten een jaar of vijf in de Levant werkzaam, en nu tijdelijk vervanger van den overleden consul te Smyrna, ontving onder zijne dagbladen en ambtsmissieven een brief, dien hij het eerst opende, omdat het adres de hand des schrijvers aanwees, den man die hem het naast aan het hart lag.

Na er een vluchtigen blik in geworpen te hebben, legde hij dien brief neder, teekende zijn gelaat, dat er iets bizonders in stond, en hij dacht een oogenblik na. Toen haastte hij zich, eerst te zien of de ambtsbrieven spoed vorderden. Nu dit bleek het geval niet te zijn, verheugde het hem, want de eerste brief had hem levendig getroffen, en hij ging hem nu met aandacht, langzaam, lezen. Hij las:

'Huize Olt-Veluwe,
14 Juni 18...
Geliefde kleinzoon,
Mijn oude vriend en vijand, Dominus van Aldema, is voor een week of drie plotseling overleden. Hoewel hij al wel een half jaar geheel verlamd was en allengs verkindst, was zijn afsterven toch onverwacht, - trouwens het stilstaan van ons levensuurwerk is dit altijd. Deze gebeurtenis heeft mij aangedaan en veel doen nadenken; want de vloek, dien de menschen hebben gebracht over eene zaak, die heilig en veredelend had behooren te zijn, den godsdienst, heeft ons gescheiden, omdat Aldema een harde dweeper was geworden, die op de verlichting smaalde. Gij weet, hoe onze omgang sinds de laatste tien jaren onmogelijk was geworden, en hoe hij mij in zijne kerkelijken hoogmoedsban had gedaan: het is steeds het oude van Lucretius Tantum religio potuit suadere malorum. Maar desalniettemin heb ik 's mans rechtschapen hoedanigheden en onze vriendschap van vroeger tijd niet uit mijn gemoed kunnen uitroeien en daarom trof mij zijn dood. Te meer omdat dezelve zoo plotseling was.
De brave Sietske, die mij van tijd tot tijd bleef bezoeken, had haren vader 's morgens weer in zijn wielstoel naar den tuin gebracht; een oogenblik later vond zij hem dood; onthutst kwam zij het mij dadelijk zeggen. Dit deed mij gedenken, dat ik al zes en zeventig tel en niet mag uitstellen voor de toekomst maatregelen te nemen. Ik heb u vrij gelaten in uw keuze, doch vond het zeer goed, dat gij met een neiging tot denken en kunstbespiegelingen, niet in 't al te onbepaalde zoudt rondzwerven, maar ook eens praktiesch in de wereld leven. Thans hebt gij dat bijna vijf jaren gedaan, en ik zou u nog uwen eigen gang laten gaan, ware het niet dat hora ruit, en ik niet overvallen wilde worden op den weg.... unde negant redire quenquam, zooals Catullus zegt

Zijt gij genegen hier voorgoed te komen? Ik behoef voor u niet te veinzen, alsof dit mij geen genoegen zou doen, noch zult gij het een ijdelen klank noemen, als ik er bijvoeg, dat ik u desniettemin volkomen vrijheid laat. Gij moogt uwen eigen weg, als hij u duidelijk voor de oogen staat, niet om mij veranderen. Ik zou het evenwel daarom wenschen, omdat ik Olt-Veluwe, dat eerlang, misschien weldra, uw eigen goed wordt, zelf in uwe handen wilde overgeven. Ons oud vaderlijk goed moet in ons geslacht verblijven, zoo als het is. Daar liggen onze familie-herinneringen in, de band met het verleden en de toekomst, en gij weet hoe ik aan al dat oude ben gehecht met innige banden. Uw vader en uw oom zijn er geboren, als gij, en zoo gij uwen oom, wiens avontuurlijke reizen uwe jeugd vermaakten, in het geheel niet, en uwen vader nauwelijks gekend hebt, dáar ligt toch alles wat van dezen voor u overbleef, en dat moet u heilig zijn. Gij hebt er uw lieve moeder gekend en zien sterven. Als ik er niet meer ben, zijn onze muren en de herinneringen die er aan gegroeid zijn, zijn deze, zegge ik, al wat u bindt aan uw naaste bloed en uwe voorvaderen. Zonder deze stond gij verweest van liefde alleen in de vreemde wereld; onze geest kan wereldburger zijn, ons hart niet. Ik wensch, dat gij bij mijn leven alles overneemt, opdat ik alles nalate, gereed op de toekomst, er niets verloren ga van wat ik met liefde gekweekt en verzameld heb. Ik wil, dat de vruchtboomen die ik geplant heb, u nog aan den planter doen denken; even als dat de boeken, vol van mijne aanteekeningen en streepen, die boeken die mijne trouwe vrienden waren, ook de uwen zullen worden.

 

Monument

Toen Carel Vosmaer door het Scheveningse Bos wandelde zag het er zo uit. Chique dames en heren afgewisseld met dames in klederdracht.
Toen Carel Vosmaer door het Scheveningse Bos wandelde zag het er zo uit. Chique dames en heren afgewisseld met dames in klederdracht.
Ter nagedachtenis aan Carel Vosmaer werd in de Scheveningse Bosjes in 1890 de  Vosmaerbron geplaatst.
Ter nagedachtenis aan Carel Vosmaer werd in de Scheveningse Bosjes in 1890 de Vosmaerbron geplaatst.

Na de dood van Vosmaer wilden zijn vrienden hem vereeuwigen met een monument. Carel ging vaak wandelen in de Scheveningse Bosjes en vandaar dat het uitvoerend comité vond dat hier het toekomstige monument moest komen. 

De  Haagse Gemeenteraad gaf eerst geen toestemming, maar ging in maart 1890 toch overstag. 

De Haagse dichter Pieter Boele van Hensbroek (van de Boele van Hensbroekstraat) bracht de woorden van Conrad Busken Huet (van de Busken Huetstraat) in herinnering: 'Onze beste kans is, dat men, evenals voor {tip title="cremer" content="Ter nagedachtenis aan de auteur en kunstschilder Jacob Cremer werd in 1881 bij de waterpartij in de Scheveningse Bosjes aan de Duinweg een bank geplaatst."}Cremer{/tip}, een bank voor ons opricht in de Scheveningse boschjes. Dan kunnen de Nederlanders op ons gaan zitten, en ons warm houden.

Oók over die bank moest gij eens een artikeltje schrijven, en over het verkiezen van die bank boven eene fontein. Dit zijn van die nationale karaktertrekken, die mij steeds amuseeren'.

Maar het werd toch een drinkfontein en op 26 augustus 1890, 's morgens om 11.30 uur, waren de weduwe Vosmaer en haar kinderen aanwezig en kon het monument onthuld worden.

Onder de gasten bevonden zich de schilders Jozef Israels, Hendrik Mesdag (van het Panorama Mesdag), David Bles, Johan Schmidt Crans en de man die het monument beeldhouwde, Johan Koelman.

Er waren echter niet veel schrijvers komen opdagen. Jan ten Brink kwam langs als vertegenwoordiger van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De schrijver Frits Smit Kleine was er en natuurlijk de uitgever Martinus Nijhoff.

Verder vertegenwoordigers vanuit het bestuur, de wetenschap en voormalige juridische collega's. 

Het woord werd gevoerd door Prof. Dr. A.G. van Hamel uit Groningen. De weduwe en haar kinderen kregen een beker van ’t frissche bronwater uit de Vosmaerfontein aangeboden en daarmee was de plechtigheid afgelopen.

Te streng klassiek

De schilder Lourens Alma Tadema was een van de best betaalde kunstenaars van Europa. Deze vriend van Vosmaer ontwierp het monument, een drinkbron.

Het was een cararisch marmereren zuil van twee meter met daarop de buste van Vosmaer, gemodelleerd door de beeldhouwer {tip title="Johan Koelman" content="Johan Koelman ontwierp ook het Monument op Plein 1813 en het Monument Saksen-Weimar"}Johan Koelman{/tip}.

Op de dekplaat tussen kapiteel en borstbeeld stond aan vier zijden met gouden letters: Rembrandt, Homeros, Nanno en Amazone, de boeken van Vosmaer.

Vóór de zuil spoot water in een bronzen bekken dat zijn vorm ontleende aan de sierlijke Romeinse krater van {tip title="Hildesheim" content="In 1868 werd in Hildesheim, Duitsland een grote verzameling van Romeinse zilveren schalen opgegraven."}Hildesheim{/tip}. 

Het frische duinwater voor de jeugd werd breed gewaardeerd, maar de streng klassieke stijl detoneerde volgens critici echter met het omringende groen.

De drinkbron was geplaatst bij de 2e kinderspeelplaats, tegenover Zorgvliet (dit was in 1890 de nog niet bebouwde voormalige buitenplaats van de staatsman-dichter Jacob Cats).

Het monument moest elke winter in hout ingepakt worden om te voorkomen dat de boel bevroor. Toen dit tijdens de oorlog niet gebeurde, raakte de bron defect. De aanleg van de  Atlantikwall was de nekslag. Het monument werd verwijderd en nooit meer terug geplaatst. 

Plaquette

Op 17 juni 1987 werd in de aula van het Algemeen Rijksarchief/Koninklijke Bibliotheek een studiemiddag over Carl Vosmaer georganiseerd. Na afloop vertrokken de aanwezigen naar de De Ruijterstraat 73,  het voormalige woonhuis van Vosmaer.{tip title="dorothea vosmaer-hudig" content="Dorothea Maria Vosmaer-Hudig was getrouwd met de kleinzoon van Carel Vosmaer die ook Carel Vosmaer heette. Ze overleed in 2008."}Dorothea Vosmaer-Hudig{/tip} onthulde een plaquette.

De toenmalige bewoner van de De Ruijterstraat 73 was Auke de Vries. Hij maakte eerder, in 1984, het opvallende blauwe kunstwerk dat voor de deur staat van het tijdelijke Tweede Kamergebouw aan de Bezuidenhoutseweg. Zie ook het kunstwerk in de Paleistuin.

De gedenksteen voor Carel Vosmaer in  De Ruyterstraat 73 's-Gravenhage werd op 17 juni 1988 door mevrouw Vosmaer-Hudig onthuld.
De gedenksteen voor Carel Vosmaer in De Ruyterstraat 73 's-Gravenhage werd op 17 juni 1988 door mevrouw Vosmaer-Hudig onthuld.
De Ruyterstraat 73 te 's-Gravenhage was tussen 1875 en 1888 het woonhuis van Carel Vosmaer. Rechts tussen de twee ramen in, zit een gedenkplaat.
De Ruyterstraat 73 te 's-Gravenhage was tussen 1875 en 1888 het woonhuis van Carel Vosmaer. Rechts tussen de twee ramen in, zit een gedenkplaat.
De studeerkamer van Carel Vosmaer in de De Ruytrerstraat 73. Hier schreef hij zijn roman Amazone.
De studeerkamer van Carel Vosmaer in de De Ruytrerstraat 73. Hier schreef hij zijn roman Amazone.
Nogmaals de werkkamer van Vosmaer in de De Ruyterstraat. Aan de wand een schilderij van de succesvolle Alma Tadema. De schilder gaf 'Uitgeputte maenaden na de dans' rond 1883 cadeau aan zijn goede vriend Vosmaer. Het werk werd in 1996 verkocht aan het Van Goghmuseum.
Nogmaals de werkkamer van Vosmaer in de De Ruyterstraat. Aan de wand een schilderij van de succesvolle Alma Tadema. De schilder gaf 'Uitgeputte maenaden na de dans' rond 1883 cadeau aan zijn goede vriend Vosmaer. Het werk werd in 1996 verkocht aan het Van Goghmuseum.
Carel Vosmaer woonde vanaf 1869 tot 1875 aan de Anna Paulonastraat 70,
Carel Vosmaer woonde vanaf 1869 tot 1875 aan de Anna Paulonastraat 70,
De studeerkamer van Carel Vosmer in de Anna Pauwlonastraat 70.
De studeerkamer van Carel Vosmer in de Anna Pauwlonastraat 70.
De studeerkamer van Vosmaer in de Willemstraat 46. De tekening werd in 1862 gemaakt.
De studeerkamer van Vosmaer in de Willemstraat 46. De tekening werd in 1862 gemaakt.
Het Nationaal Gedenkteeken 1813 kwam zeer moeizaam tot stand. Deze spotprent uit het tijdschrift de Nederlandsche Spectator  laat een wachtende Nederlandse maagd en Nederlandse leeuw zien.
Het Nationaal Gedenkteeken 1813 kwam zeer moeizaam tot stand. Deze spotprent uit het tijdschrift de Nederlandsche Spectator laat een wachtende Nederlandse maagd en Nederlandse leeuw zien.
De straten van Carel Vosmaer. Bij de groene pijl de vroegere Nannostraat. Het rode blokje toont het oude deel van de Amazonestraat. Het blauwe blokje, het nieuwbouwdeel.
De straten van Carel Vosmaer. Bij de groene pijl de vroegere Nannostraat. Het rode blokje toont het oude deel van de Amazonestraat. Het blauwe blokje, het nieuwbouwdeel.
De Vosmaerstraat 34-56, gezien vanaf de Keggestraat in 1980.
De Vosmaerstraat 34-56, gezien vanaf de Keggestraat in 1980.
Carel Vosmaer
Carel Vosmaer
Vosmaer op ongeveer vijftigjarige leeftijd.
Vosmaer op ongeveer vijftigjarige leeftijd.
De vele kleuren en de bepleistering ondervonden felle kritiek van de 19e eeuwse Carel Vosmaer, die het kerkinterieur vergeleek met een 'veile geblankette deern'.
De vele kleuren en de bepleistering ondervonden felle kritiek van de 19e eeuwse Carel Vosmaer, die het kerkinterieur vergeleek met een 'veile geblankette deern'.
Rond 1890 werd steeds vaker literatuur in een geïllustreerde vorm uitgebracht. Zoals de roman Amazone van Carel Vosmaer. Het  literaire tijdschrift De Nederlandsche Spectator stak hier op 2 december 1893 de draak mee.
Rond 1890 werd steeds vaker literatuur in een geïllustreerde vorm uitgebracht. Zoals de roman Amazone van Carel Vosmaer. Het  literaire tijdschrift De Nederlandsche Spectator stak hier op 2 december 1893 de draak mee.
Een spotprent in de Nederlandsche Spectator in juni 1863. Op dat moment waren drie grote gedenktekens in ontwikkeling. Het standbeeld voor de dichter Joost van den Vondel, het Onafhankelijkheidsmonument 1813 en het Monument Saksen-Weimar streden om aandacht en financiering.
Een spotprent in de Nederlandsche Spectator in juni 1863. Op dat moment waren drie grote gedenktekens in ontwikkeling. Het standbeeld voor de dichter Joost van den Vondel, het Onafhankelijkheidsmonument 1813 en het Monument Saksen-Weimar streden om aandacht en financiering.
De lezers van het literaire tijdschrift de Nederlandsche Spectator stemden in 1891 op hun favoriete romans. De Amazone van Carel Vosmaer eindigde op de zesde plaats. Vosmaer staat met zes werken in de lijst.
De lezers van het literaire tijdschrift de Nederlandsche Spectator stemden in 1891 op hun favoriete romans. De Amazone van Carel Vosmaer eindigde op de zesde plaats. Vosmaer staat met zes werken in de lijst.
Het literaire tijdschrift De Nederlandsche Spectator eerde hun overleden redacteur met de plaatsing van deze tekening van de onthulling van de Vosmaerbron.
Het literaire tijdschrift De Nederlandsche Spectator eerde hun overleden redacteur met de plaatsing van deze tekening van de onthulling van de Vosmaerbron.
Het gymnasium in de Raamstraat in 1880.
Het gymnasium in de Raamstraat in 1880.
De redactie van de Nederlandsche Spectator in de fotostudio van Samuel Verveer op 12 februari 1864. Met Jan ten Brink (JB), Arnold Ising (AI), Reinier Bakhuizen van den Brink (RB), Carel Vosmaer (CV), Samuel Verveer (SV) en de uitgever van de De Nederlandsche Spectator, Martinus Nijhoff (MN).
De redactie van de Nederlandsche Spectator in de fotostudio van Samuel Verveer op 12 februari 1864. Met Jan ten Brink (JB), Arnold Ising (AI), Reinier Bakhuizen van den Brink (RB), Carel Vosmaer (CV), Samuel Verveer (SV) en de uitgever van de De Nederlandsche Spectator, Martinus Nijhoff (MN).
Vosmaer becommentarieerde via zijn tijdschrift De Nederlandsche Spectator maatschappelijke ontwikkelingen. Zoals het gemengd zwemmen voor mannen en vrouwen.
Vosmaer becommentarieerde via zijn tijdschrift De Nederlandsche Spectator maatschappelijke ontwikkelingen. Zoals het gemengd zwemmen voor mannen en vrouwen.
De Nederlansche Spectator drukte op 28 september 1861 deze spotprent af. Het steekt de draak met de architect Willem Rose die het gebouw van de Hoge Raad op het Plein ontwierp.
De Nederlansche Spectator drukte op 28 september 1861 deze spotprent af. Het steekt de draak met de architect Willem Rose die het gebouw van de Hoge Raad op het Plein ontwierp.
Plein Hondenhok
Een spotprent vanwege de nieuwbouw op het Plein in 1861. Dit gebouw werd het Hondenhok genoemd.
Een tekening van Charles Rochussen in het boek Vogels van diverse pluimage. 'De heldere zon deed het riviertje sprankelen van licht en de veelkleurige kiezels schitteren op zijn ondiepen bodem. Over het water, te midden der heerlijke waterleliën, zag hij de schoonste Alve, die hij ooit had aanschouwd, zich wiegelen op de als goud, schijnende herfstdraden en zich spiegelen in het heldere nat, dat zich onder haar zachtkens rimpelde.'
Een tekening van Charles Rochussen in het boek Vogels van diverse pluimage. 'De heldere zon deed het riviertje sprankelen van licht en de veelkleurige kiezels schitteren op zijn ondiepen bodem. Over het water, te midden der heerlijke waterleliën, zag hij de schoonste Alve, die hij ooit had aanschouwd, zich wiegelen op de als goud, schijnende herfstdraden en zich spiegelen in het heldere nat, dat zich onder haar zachtkens rimpelde.'
De poeziebundel van Carel Vosmaer uit 1882.
De poeziebundel Nanno van Carel Vosmaer uit 1882.
De Vosmaerbron in zijn natuurlijke omgeving.
De Vosmaerbron in zijn natuurlijke omgeving.
De plaats van de voormalige Vosmaerfontein (VF) in het Scheveningse Bos op een moderne kaart.
De plaats van de voormalige Vosmaerfontein (VF) in het Scheveningse Bos op een moderne kaart.
Conrad Busken Huet werd vanwege zijn venijnige literaire kritieken de beul van Haarlem genoemd. De vrouw op het plaatje (Holda) was de buitenechtelijke vriendin van de criticus Carel Vosmaer die door Huet aan de schandpaal werd genageld.
Conrad Busken Huet werd vanwege zijn venijnige literaire kritieken de beul van Haarlem genoemd. De vrouw op het plaatje (Holda) was de buitenechtelijke vriendin van de criticus Carel Vosmaer die door Huet aan de schandpaal werd genageld.
Carel Vosmaer ligt begraven in Territet, Zwitserland. Jozef Israëls schilderde het graf in 1891.
Carel Vosmaer ligt begraven in Territet, Zwitserland. Jozef Israëls schilderde het graf in 1891.