Armenzorg
Jacob Simons
In 1869, op 23-jarige leeftijd, presenteerde Simons een plan waarin hij tegen een lage rente geld wilde lenen om dat te investeren in sociale woning-bouw voor de bewoners van de joodse buurt rond de Nieuwe Kerk.
'De woningen van de behoeftigen zijn voor het merendeel zoo ellendig en zoo bij uitnemendheid ongeschikt tot bewoning, vooral door groote gezinnen, dat in tijden van epidemie daaruit de treurigste gevolgen zouden kunnen voortspruiten'. Dit plan kwam echter niet van de grond.
Toen in 1884 een nieuwe cholera-epidemie Nederland bereikte, vroeg Jacob opnieuw aandacht voor de slechte behuizing in het centrum. Zeven prominente commissieleden kwamen op 23 november van dat jaar voor het eerst bij elkaar in het Israëlitische Oude Mannen- en Vrouwenhuis in de St. Jacobstraat.
De vereniging met de lange naam
In 1885 werd de commissie omgezet in een vereniging. Op 19 juni van dat jaar werden de statuten van deze vereniging bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. De naam van de organisatie werd "Vereeniging tot verschaffen van woningen aan minvermogenden"
Om de woningbouw te betalen, boorde de commissie drie bronnen aan:
- particuliere geldschieters voor een renteloos voorschot van vijfduizend gulden, terug te betalen in vijfentwintig jaar;
- welgestelde geloofsgenoten voor charitatieve giften (jaarlijks in totaal zo'n vijfhonderd gulden);
- beleggers voor een obligatielening van twintigduizend gulden, af te lossen in dertig jaar tegen een jaarlijkse rente van vier procent.
De grond mocht niet te duur zijn, moest in de nabijheid van de joodse buurt liggen en mocht ten hoogste ƒ 13.000 kosten.
De jurist J.H. Andries en de zakenman L. Lansberg werden belast met het aankopen van grond. Na een aantal mislukte pogingen meldden zij dat in de Jacob Catsstraat ter hoogte van de Van Ostadestraat een bouwterrein te koop was voor vier gulden per vierkante meter.
Dit lag ver weg van de joodse buurt maar de commissie ging zonder morren accoord met de aankoop van een achttienhonderd vierkante meter grote lap grond.
Omdat de organisatie niet over geld beschikte, stelde K. Enthoven voor het terrein te kopen en te zijnertijd tegen kostprijs over te doen aan de commissie. Hiermee was de zaak rond.
Enthoven
Karel Enthoven begon als 17-jarige jongeman zijn loopbaan bij zijn vader's fabriek voor het smelten van koper en andere metalen aan de Haagse Trekvaart ter hoogte van het huidige Rijswijkseplein.
De naam Pletterijkade herinnert aan deze fabriek. Hij kwam in 1863 in de directie. Deze vermogende man trad regelmatig op als weldoener of bank van lening voor de 'Vereniging met de lange naam'.
Van Liefland
De architect W.B. van Liefland was van huis uit rooms-katholiek en bevriend met Jacob Simons. Van Liefland liet zich meermalen van zijn beste kant zien en bood op 22 januari 1885 aan de huizen kosteloos te ontwerpen.
Van Lieflands eerste ontwerp van het te bouwen complex omvatte twintig dubbele woningen. De onervaren architect had zich echter vergist in de kosten en moest opnieuw naar de tekentafel.
Van Liefland maakte een nieuw ontwerp, waarin op de materialen werd bezuinigd, en er werd besloten geen twintig, maar zestien dubbele woningen te bouwen, in vier rijen van vier. In het voorjaar van 1887 werden de zestien dubbele woningen opgeleverd.
In de kopwand van het complex werd in een Romaanse omlijsting een gedenksteen met de tekst 'Van Ostadewoningen 1887' aangebracht." Het complex was toegankelijk via een smal poortje in de Van Ostadestraat, vandaar dat al spoedig werd gesproken over de Van Ostadewoningen.
Weinig interesse
De woningen waren, voor die tijd, ruim opgezet. Ze waren voorzien van moderne voorzieningen zoals een eigen toilet, riolering en waterleiding en de huurprijs was schappelijk (tussen ƒ 1,50 - 1,70 per week). Nu moesten de toekomstige bewoners nog overtuigd worden.
De voorzitter van het bestuur, Jacob Simons, legde tijdens bijeenkomsten in de sjoel (synagoge) aan de Voldersgracht uit wat de voordelen waren van de nieuwe woningen. De doelgroep was echter niet overtuigd en had een viertal argumenten om niet te verhuizen:
- De afstand tussen de nieuwe woningen en de synagoge was twintig minuten lopen en daarmee te groot.
- Het verschil tussen de huur van ƒ 1,39 in de oude wijk en ƒ 1,50 in de nieuwbouw was ook te groot.
- De familie en kennissen bleven ook in de oude joodse wijk wonen.
- Er kwam een soort van ballotage die er voor moest zorgen dat de nieuwe woningen netjes bewoond werden.
In 1887 waren alle huizen verhuurd en wel aan vijftien joodse, acht rooms-katholieke en negen protestantse gezinnen. Hiermee was het plan van de stichting Vèreeniging tot het verschaffen van Woningen aan Minvermogenden te 's-Gravenhage ten dele mislukt. De arme joodse gezinnen stonden immers niet te springen om naar een nieuwbouwwijk te verhuizen. De woningen werden echter zeer populair bij arbeidersgezinnen en kleine zelfstandigen. Dit was voor de vereniging het argument om deel twee van de nieuwbouwwijk op te starten.
Nieuwe nieuwbouw
Naast de Van Ostadewoningen lag een terrein van de gebroeders Kruyswijk. Zij gaven aan dat op het terrein een servituut van overpad lag. Dit hield in dat elke bewoner van de verenigingswoningen die over dat terrein liep, toegang moest betalen aan de eigenaars van dat terrein. De broers waren echter ook bereid om hun terrein te verkopen voor ƒ 3,40 per meter.
De vereniging beschikte echter niet over de benodigde ƒ 15.000 en weer trad Karel Enthoven als reddende engel naar voren. Hij kocht de grond en verkocht deze in een later stadium weer voor de kostprijs terug aan de vereniging.
In het nieuwe complex werden 52 woningen opgenomen, maar ook vier winkels. De architectuur, wederom gratis geleverd door architect Van Liefland, sloot naadloos aan bij de reeds bestaande architectuur. Een aantal woningen werd echter voorzien van een torenspitsje. Hoewel er slechts drie joodse gezinnen naar de nieuwe woningen verhuisden, werden in de gevels van de torenhuisjes toch davidssterren aangebracht.
De nauwe poort aan de van Ostadestraat voldeed in het vergrote complex niet meer en daarom kocht de Vereniging een pand aan de Jacob Catsstraat 67 aan. Hiervan liet zij de benedenverdieping uitbreken, zodat er een brede poort ontstond in een rechtstreekse verbinding met de Jacob Catsstraat.
As beloning voor zijn gratis hulp werd architect W.B. van Liefland in 1889 tot eerste erelid van de Vereeniging benoemd.
Nieuwbouw deel drie
Al in 1897 bleken de funderingen van de gebouwen aangetast door de hoge waterstand van een braakliggend terrein aan de Hannemanstraat. Deze drie vierkante kilometer grond stond te koop en de vereniging had wel trek in een uitbreiding van hun woningcomplex. De vereniging bezat echter de gevraagde som niet en de verenigingsweldoener Karel Enthoven was in 1895 overleden.
De bestuursleden Simons en Van Embelen waren echter bereid om in de voetsporen van Enthoven te treden. Zij kochten de grond en verkochten deze weer tegen kostprijs toen de tijd rijp was.
Van Liefland uit de gratie
Erelid Van Liefland werd echter niet meer gevraagd voor het ontwerp van de nieuwe woningen. Er waren veel klachten van bewoners over de vochtige woningen en het bestuur vond dat een jongere architect het stokje moest overnemen.
Toevallig was de zoon van de bestuursvoorzitter beschikbaar. De 28-jarige Lodewijk Simons ontwierp de 36 dubbele woningen en acht pakhuizen aan de Hannemanstraat die moesten aansluiten bij het tweede complex. Hiermee kwam het totale aantal woningen op 204.
Failliet
Voordat de gebouwen opgeleverd konden worden ging de aannemer echter in 1898 failliet. Een andere aannemer maakte de klus af en de woningen werden in januari 1899 opgeleverd.
De kwaliteit van deze derde tranch met woningen was beduidend beter dan die van de eerste twee lichtingen. De huurprijs werd daarom verhoogd naar ƒ 2,- per week. De populariteit van de Ostadewoningen was onder de joodse Hagenaars echter niet gestegen. Het aantal joden dat vanuit de oude joodse wijk naar de Schilderswijk wilde verhuizen bleef dus beperkt.
Twintigste eeuw
Volksbuurt
De huizen waren klein en de gezinnen groot. Dit betekende dat de kinderen vrijwel altijd op straat speelden en leefden. Hierdoor sneuvelden regelmatig ramen die gerepareerd moesten worden door de beheerder. In 1900 werd echter voor het eerst een vrouw als beheerder aangesteld. Deze strenge juffrouw Snethlage verbeterde het huurdersbestand door slechte huurders de wacht aan te zeggen. Ze schakelde regelmatig de politie in en bleef klagen dat de politie veel te weinig optrad.
Snethlage wilde "haar" huurders verheffen door de bouw van een wijkgebouw en bibliotheek. Verder sloot ze een contract af met melkproducent De Landbouw om aan de bewoners tegen een gereduceerd tarief goede melk te leveren. Deze initiatieven mislukten echter door een gebrek aan belangstelling van de huurders. Het wijkgebouw werd in 1913 opgeheven en de bibliotheek ging naar het Joodsche Tehuis aan de Paviljoensgracht. Het gebouwtje werd in 1972 afgebroken.
Woningwet
De woningwet van 1901 zorgde ervoor dat het rijk woningbouwverenigingen ging ondersteunen. Het bestuur van de Vereeniging tot Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden had hier wel oren naar. De vereniging was de eigenaar van het complete complex en draaide dus ook op voor de kosten voor het onderhoud aan de straat en het ophalen van het huisvuil.
Het resultaat was dat bij het 25-jarig jubileum in 1910 de straten schoner en beter onderhouden waren dan ooit. In 1934 werden de overige gemeentelijke voorzieningen zoals de waterleiding en het elektriciteitsnet ook door de gemeente beheerd.
Oorlog
In april 1941 droegen de joodse bestuurders het bestuur over aan niet joodse bestuurders. Hiermee voorkwamen ze dat dit joodse bezit door de Duitse bezetter geconfisqueerd kon worden. Slechts een klein deel van de bestuurders overleefde de oorlog.
Renovatie of sloop
Het onderhoud aan een complex woningen is duur. Op verschillende momenten in de geschiedenis van het complex kwam dan ook de vraag of het niet goedkoper zou zijn om de woningen af te breken en te vervangen door nieuwbouw. Bij het vijftig-jarig jubileum in 1934 werd bijvoorbeeld gedacht aan huizen met een tuintje.
In 1953 verscheen de Saneringsnota van de gemeente. Bijna de hele Schilderswijk en dus ook de Van Ostadewoningen zou moeten worden gesloopt. In 1970 maakte de gemeente een nieuw structuurplan waarin weer het een en ander gesloopt moeten gaan worden. In dat jaat veranderde echter ook het denken over de stad. Er ging nagedacht worden over renovatie.
Dubieuze rol
De gemeente gaf in 1972 schriftelijk aan dat er geen plannen waren voor de sloop van het hofje en dus werd er een start gemaakt met een grootschalige renovatie. De Jacob Catsstraat 65/77 t/m 65/84 en Hannemanstraat 268 t/m 282 werden in 1974 als eerste volledig opgeknapt.
In 1976 veranderde de opstelling van de gemeente en de Van Ostadewoningen stonden nu in de weg. Het complete complex moest gesloopt worden en vervangen door nieuwbouw. De gemeente Den Haag dreigde met onteigening en zelfs het onbewoonbaar verklaren van de woningen. Jarenlange discussies met de wethouders en de gemeenteraad volgden. Uiteindelijk besloot de raad op 13 september 1982 om het besluit tot sloop van de Van Ostadewoningen in te trekken.
Renovatie
De omvangrijke renovatie vond plaats in de jaren 1985-1988, waarbij het markante torentje op het middenblok met vier winkels dat in de oorlog door de Duitsers was afgebroken, weer terug werd geplaatst. Na deze grootscheepse renovatie van het complex was het buurtje in 1988 weer in de oude glorie hersteld.
Toch is in 1983 een klein deel van de woningen gesloopt. Ze stonden aan de Hannemanstraat 310 t/m 330 (behorende tot de derde fase) en ze zijn vervangen door portiekwoningen. Verder werden de woningen aan de Jacob Catsstraat afgebroken. Daarmee verdween de toegangspoort op huisnummer 65.
De Van Ostade woningen bestaan uit de Van Ostadestraat, de Jacob Catsstraat en de Hannemanstraat. De verbindingen met de buitenwereld bevinden zich aan de Jacob Catsstraat en de Hannemanstraat.
Architectuur
Het hofje bestaat uit bloksgewijze en grotendeels rug-aanrug gebouwde boven- en benedenwoningen, die aan smalle straatjes zijn gelegen. Geheel conform de stijl van architect Van Liefland is het een schilderachtig stadje geworden met woningen in neo-renaissance stijl die voorzien zijn van decoratief metselwerk, trapgeveltjes en traptorens met spitsen. In de straten staan negentiende-eeuwse gietijzeren Haagse lantaarnpalen.
De woningen zijn in neorenaissancestijl opgetrokken uit helderrode baksteen met decoratieve toepassing van zwartgekleurde steen voor o.a. vlechtwerk in de boogtrommels boven de vensters, afwisseling in de vensterstrekken en figuren in het metselwerk. Het complex is in drie fasen gebouwd.
Fase 1
De eerste fase van het joodse hofje werd ontworpen door Willem van Liefland, de later bekende Haagse architect. Het hofje bestond uit vier rijen van vier woningen, waarvan de middelste rijen rug-aan-rug werden gebouwd. In de kopgevel van één van de rijtjes werd een gedenksteen in een rondboog omlijsting met de tekst Van Ostadewoningen anno 1887 aangebracht.
Elke woning had een grote woonkamer van 4.20 bij 5.30 meter, met bedstee en twee kasten, een kleinere kamer van 2.40 bij 2.60 meter en een keuken. De benedenwoningen bezaten een kelder, de bovenwoningen een zolder. Alle waren aangesloten op de waterleiding en hadden een eigen toilet. De huizen waren toegankelijk via een smal poortje in de Van Ostadestraat.
Fase 2
In 1888 volgde de tweede fase van Van Liefland. De 52 woningen hadden dezelde architectuur, deels rug-aan-rug gebouwd. Verder kwamen er vier winkelpanden, bekroond door een torentje. In de gevels van de woningen tegenover dit winkelblokje werden Davidssterren gemetseld van gekleurde baksteen.
Fase 3
De derde fase werd in 1899 opgeleverd door architect Lodewijk Simons. De 36 dubbele woningen en acht pakhuizen sloten goed aan op de oudere bebouwing. Het verschil zat in de details, donkerder baksteen detailleringen en geen tandlijstje onder de goot.
Een deel van de statuten van de statuten van de Vereeniging tot Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden.
Art. 1.
De Vereeniging, genaamd: 'Vèreeniging tot het verschaffen van Woningen aan Minvermogenden te 's-Gravenhage' gevestigd te 's-Gravenhage, heeft ten doel het tegen betaling verschaffen van woningen aan minvermogenden te 's-
Gravenhage.
Ter bereiking van dat doel koopt of bouwt zij huizen. Zij wordt aangegaan voor den tijd van 29 jaren, te rekenen van den dag harer erkenning als rechtspersoon.
Art. 2.
Leden der Vereeniging zijn:
-1. de mannelijke meerderjarige personen die aan de Vereeniging, voor hare erkenning als rechtspersoon, eene som van ten minste 25 gulden, of daarna een som van ten minste 50 gulden hebben geschonken;
-2. de mannelijke meerderjarige personen die één of meer rentelooze aandeelen van 100 gulden elk hebben genomen of zullen nemen in eenige geldleening der Vereeniging. Hij, wiens aandeel wordt afgelost, blijft lid;
-3. de mannelijke meerderjarige binnen 's-Gravenhage woonachtige personen aan wie, krachtens Besluit der Algemeene Vergadering, het lidmaatschap der Vereeniging wordt toegekend.
Toekenning van het lidmaatschap krachtens besluit der Algemeene Vergadering zal eerst kunnen geschieden wanneer het getal der te 's-Gravenhage wonende leden minder dan 35 bedraagt.
In zoodanig geval dient het Bestuur in de eerstvolgende Algemeene Vergadering, voor elke opengevallen plaats, eene aanbeveling van twee personen in, welke voldoen aan de vereischten sub letter c gesteld.
Art. 3.
Het Bestuur is bevoegd aan personen, wegens aan de Vereeniging bewezen diensten, het eere-lidmaatschap aan te bieden. Dit lidmaatschap geeft het recht tot het bijwonen van alle algemeene vergaderingen en het medestemmen met de leden.
Art. 4.
Het Bestuur der Vereeniging wordt uitgeoefend door elf leden. Tot wijziging van het aantal bestuursleden wordt een besluit der Algemeene Vergadering vereischt. Deze regelt in geval van wijziging ook de wijze van aftreding der bestuursleden. De benoeming van de bestuurders geschiedt door de leden der Vereeniging voor den tijd van 3 jaren.