Jacob Pronk

De Scheveninger Jacob Pronk (1762-1838) was een koopman, een reder en een vurig Oranjeman. Hij bouwde een zeebadinrichting, welke het begin vormde van het badleven in Scheveningen. Dit badhuis was de voorloper van het huidige Kurhaus.

Jacob Pronk in 1814 geschilderd door Cornelis van Cuylenburgh.

Jacob

Jacob Pronk werd op 14 maart 1762 in de Oude Kerk van Scheveningen gedoopt en was de zoon van Nikolaas Jacobse Pronk en Rookje Teunis Zuurmond. Jacob stond vanaf zijn jeugd al bekend als een fanatiek Oranje aanhanger.

In 1794 vielen de Fransen Brabant binnen. Het Nederlandse leger verloor de strijd en in januari 1795 besloot stadhouder Willem V via Scheveningen naar Engeland te vluchten. 

Jacob Pronk was bij de uittocht aanwezig en maakte zichzelf onsterfelijk door zijn jas op de spekgladde loopplank te leggen. Hierdoor kon Willem V zonder een nat pak te halen in de boot stappen.

Na de komst van de Fransen bleef Jacob een aanhanger van het Huis Oranje. Hij moest daarom als straf één jaar en zes weken een groep Franse soldaten in huis nemen. 

Verzetsheld

Het Scheveningse strand in 1789 geschilderd door  Nicolaas Lodewijk Penning.Tijdens de Franse bezetting bleef Jacob Pronk zich als een negentiende eeuwse Soldaat van Oranje inzetten. Hij smokkelde bijvoorbeeld brieven van Den Haag naar de koning in ballingschap in Engeland en terug. De brieven werden gewikkeld in zeildoek in een holte in een van de {tip Zwaard::Een zwaard is een onderdeel van een zeilboot}zwaarden{/tip} van de boot. 

Het bezorgen van de prinselijke brieven vanuit Scheveningen naar Den Haag was ook een moeilijke zaak.

Volgens de overlevering werd hiervoor de dochter van Jacob Pronk, Maria, ingezet. Zij naaide de brief in een {tip Neteldoek::Een neteldoek is een grof geweven doek, gemaakt van katoen of netels, die vooral gebruikt wordt binnen de keuken als een vorm van zeef.}neteldoekschen omslagdoek{/tip} en ging dan met een mandje aan haar arm naar de stad. Op de Oude Scheveningseweg ontmoette zij vaak patrouilles, maar Maria wist deze te ontwijken door zich gek te gedragen.  

Prins Willem Frederik in 1810 in ballingschap in Engeland en Pruisen. Drie later zou hij tot koning gekroond worden.Frankrijk verslagen

In oktober 1813 werd Frankrijk verpletterend verslagen door de coalitielegers van Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Zweden. Dit leidde tot een anti-Franse stemming in Europa. In Den Haag was een drietal {tip Driemanschap van 1813::Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum}bestuurders{/tip} van mening dat Nederland in chaos kon vervallen na het vertrek van de Franse bezetter. Er was daarom één duidelijke leider nodig die het land kon verenigen. En dat was Willem Frederik, de zoon van de naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V. 

Twee weken voor de daadwerkelijke landing van de prins op Scheveningen in 1813 werd Jacob Pronk door Haagse bestuurders zoals Gijsbert Karel van Hogendorp geïnformeerd over de nabije toekomst. Pronk, enthousiast als altijd, zette daarop als een van de eersten een Oranjecocarde op zijn hoed. Dit was een verzetsdaad omdat elke steunbetuiging aan de Oranjes verboden was, en de Fransen nog niet vertrokken waren.

Leopold van Limburg Stirum was net benoemd als gouverneur van Den Haag. Hij gaf in de ochtend van de 17de november Jacob Pronk de opdracht om Scheveningen klaar te maken voor de ontvangst van de nieuwe koning "in Oranje te zetten".

De eerzuchtige Pronk liet zich dat geen tweemaal zeggen. Hij nam bij de Scheveningse brug een rijtuig, om zo spoedig mogelijk in het dorp te zijn. Bij zijn aankomst op Scheveningen verzamelden zich in een mum van tijd meer dan duizend mensen voor zijn woning. Staande in een kring hield hij met luide stem een toespraak.

De toespraak

Klik op het tabje voor de toespraak.

Dit is de tekst van de toespraak die Jacob Pronk op 17 november 1813 op Scheveningen gehouden zou hebben. Het is niet bekend wie de tekst opgetekend heeft

"Vrienden, ik kome van een hooger hand, U allen aan te zeggen, dat de Franschen ons hebben verlaten, dat het voor het gansche land Oranje boven is. Zijt van mijne woorden verzekerd ; twijfel niet daar aan. Ik heb alsmede last Ulieden allen bekend te maken alsdat de Prins binnen 3 à 4 dagen in Den Haag zal komen". (De lucht daverde van het geroep : Oranje boven!) "In naam van Zijne Koninklijke Hoogheid is er een wet gekomen, dat een ieder zich mag vervroolijken, maar dat degenen, die zich schuldig mochten maken aan plunderingen of mishandelingen, met den dood zullen gestraft worden". (Opnieuw luid geroep : Oranje boven!)

De landing van de nieuwe koning Willem I op 30 november 1813.

De prins

De komst van prins Willem I werd vertraagd door tegenwind. Pas op 30 november arriveerden twee Engelse oorlogsschepen voor de kust in de buurt van Hotel Zeerust. Willem was echter ongeduldig, wilde aan land en klom alvast in een sloep. Pronk stond zoals altijd weer op zijn post. Hij had vierentwintig zeelui geselecteerd die de boot recht moesten houden.

De prins stapte daarna met zijn gevolg, bestaande uit adjudant De Perponcher en de Engelse gezant Van Clancarty, op de kar die Pronk gestuurd had.

Gijsbert Karel van Hogendorp zorgde er samen met  Leopold van Limburg Stirum en Frans Adam van der Duyn voor dat Het Koninkrijk der Nederlanden gesticht kon worden in 1813.Onder gejuich bereikte de prins het strand en na een welkomstwoord werd hij, omstuwd door een dolle menigte, naar de stad gereden. Jacob regelde ondertussen  de tijdelijke huisvesting en voedselvoorziening van 240 Engelse mariniers. Hij stelde daarbij zijn eigen huis en stallen beschikbaar en maakte grote kosten.

Geliefd

In deze periode van de omwenteling maakte Pronk zich geliefd bij de machthebbers en vooral bij de nieuwe prins. Volgens de overlevering gebeurde het volgende: Aan het huis op den Kneuterdijk, van Collot d'Escury van Heinenoord, later bewoond door prins Alexander, stapte de Vorst af. Het waren ook daar treffende ogenblikken. De Gouverneur nam Pronk bij de hand en leidde hem voor den Prins. „Vorst", zeide de Gouverneur, „deze man heeft van den beginne met ons „medegewerkt, ik heb de eer hem aan U voor te stellen, hij heeft in alles „uitgemunt en verdient grootes lof." „Ik ken hem", sprak de Prins, „het „is Pronk."

Het oorspronkelijke badhuis was een eenvoudig houten gebouw.Een paar dagen later (op 3 december) landden weer 800 mariniers die opgevangen moesten worden. Zij namen een grote hoeveelheid munitie mee die opgeborgen moest worden. Jacob Pronk regelde zoals altijd de opvang en loste de problemen op.

Ambtenaar

Als blijk van dankbaarheid werd Jacob vanaf 1914 in officiële bestuursfuncties geplaatst. Dit ging hem echter veel minder goed af. Pronk werd bijvoorbeeld in 1814 aangesteld in de functie van Provisioneel Commissaris van Scheveningen . Hij haalde hierna het ongenoegen van de stadsregering op de hals door op eigen gezag een publicatie te laten aanplakken.

Strandkoetsen werden tot het begin van de twintigste eeuw gebruikt op Scheveningen.In 1815 werd hij directeur van de Buitenlandsche Correspondentie waarna hij in 1817 werd aangesteld tot Ontvanger van de in en uitgaande regten. Nadat deze functie werd opgeheven werd Pronk kommies (ambtenaar). Het was echter duidelijk dat Jacob een vrije jongen was die niet echt geschikt was voor een formele bestuurlijke taak.  

Badhuis

In het begin van de 19de eeuw ontdekte men de heilzame werking van frisse zeelucht, gecombineerd met baden in zeewater. 

Het nieuwe Grand Hôtel des Bains werd door de Gemeente Den Haag vlak naast de plek van het oude Badhuis van Jacob Pronk neergezet.In 1818 kreeg Jacob van koning Willem I een perceel grond om er een badhuis op te bouwen en mocht dit behouden, "tot eventueel door de Regering een inrichting van meerdere uitgebreidheid zou worden daargesteld".

Door het plaatsen van obligaties had Pronk de financiering voor zijn badhuis rond gekregen. Het monopolie voor het badbedrijf kreeg hij niet, maar hij kon verzekerd zijn van bescherming tegen oneerlijke concurrentie.

Pronk zette een houten gebouwtje neer dat een ontvangstruimte en vier badkamertjes bevatte, waarin de deftige gasten baden in verwarmd zeewater konden nemen.

Het badhuis in 1828.Daarna werden de kuurders met een koetsje het water ingereden. Een badknecht of badvrouw dompelde de gasten snel even onder.

Locatie

De meest logische plek voor het badhuis was het strand aan het einde van de Keizerstraat. Scheveningen had in die periode echter nog geen haven en het gemeentebestuur wilde dit stuk strand daarom vrij houden voor de vissersboten die hier landden en afvoeren. 

Het badhuis kwam daarom op tien minuten wandelen van de kerk, ongeveer ter hoogte van het huidige Kurhaus, en was bereikbaar via het strand of via de Wassenaarsestraat en het verlengde daarvan.

De Haagse avonturierster Alexandrine Tinne fotografeerde het middendeel van het badhuis in 1861.Het laatste en slecht begaanbare stukje door de duinen verhardde Pronk in 1820 zo goed mogelijk met schelpen en duingewassen. Het zou later het tracé van de Gevers Deynootweg worden. 

Succes

Het badhuis was een gat in een nieuwe markt en het eerste jaar kwamen er al 1400 gasten. Het kuuroord kreeg echter in de volksmond al snel de bijnaam {tip Tronkenburg::Tronkenburg komt uit de negentiende eeuwse Duitstalige literatuur. Het was het kasteel van Wenzel von Tronka die het het kasteel naar zichzelf vernoemd had.}Tronkenburg{/tip} doordat er veel hoge (Duitse) gasten zoals  prins Wilhelm van Pruisen en de prinsen Van Solms op bezoek kwamen. Jacob Pronk ging zich hierop een beetje hautain gedragen wat niet bij alle Scheveningers in goede aarde viel. 

Twee jaar later, in 1820, werd het gebouwtje al vervangen door een stenen gebouw. De zaken gingen steeds beter en in 1826 werden al 7666 binnenbaden genomen.  

Het Gemeentelijk Badhuis in 1828. Rechts van het badhuis is het veel kleinere badhuis van Jacob Pronk te zien.Overname

Het succes van het badhuis bleef niet onopgemerkt bij het stadsbestuur van Den Haag. De daadkrachtige burgemeester, Copes van Cattenburch, had nog veel grotere plannen dan Jacob Pronk. Hij besloot de zaken in eigen hand te nemen en Jacob Pronk uit te kopen.

In 1828 werd een veel groter Stedelijk badhuis neergezet, genaamd Grand Hôtel des Bains (Groot Badhotel). Even later werd het badhuisje van Pronk afgebroken.

De opening van het badhuis betekende wel het begin van een nieuwe ontwikkeling, maar had op de welvaart van de bevolking voorlopig geen invloed. 

Pronk was echter wel een welvarend man geworden en hij verhuisde naar de Keizerstraat 294, tegenover het Smidsslop. Daar sleet hij zijn laatste jaren. Het pand werd later gebruikt als post- en telegraafkantoor en bevat nu een filiaal van Blokker.

Op de hoek van de Palacestraat en de Strandweg bevindt zich dit monument. De tekst luidt:  geboren scheveningen 14 maart 1762 overleden Scheveningen 18 januari 1838 - grondlegger van de badplaats scheveningen in den jare 1818Jacob overleed op 18 januari 1838 en zijn vrouw een jaar later op 13 maart 1839.

In 1884 werd het Badhuis vervangen door het majestueuze Kurhaus.

Toen een paar jaar later in 1889 nieuwe straatnamen vastgesteld moesten worden, lag Jacob Pronk weer goed in het geheugen. De oude  naam van de al oude Torenstraat werd gewijzigd in Pronkstraat

In ? werd aan het strand bij de winkelgalerij onder het Kurhaus een plaquette voor Jacob Pronk onthuld waarin hij geëerd wordt als grondlegger van de badplaats Scheveningen.   

Johan Isings tekende vanaf 1911 schoolwandplaten die minstens 75 jaar de Nederlandse klaslokalen sierden. Deze plaat verbeeldt de aankomst van Willem I te Scheveningen 1813. Links zien we prins Willem (PW). In het midden Jacob Pronk (JP) die naar Scheveningen wijst. De zoon van Pronk (ZP) is naar Den Haag gereisd om de komst van de prins te melden. Hij is net op tijd terug (op deze plaat) om de landing mee te maken.Een van de vergaderzalen in het Kurhaus werd vernoemd naar de grondlegger van de badplaats, Jacob Pronk.Jacob Pronk in 1814 geschilderd door Cornelis van Cuylenburgh.Het Badhuis bevond zich in 1860 in een onontgonnen gebied.Het eerste Kurhaus werd in 1884 gebouwd en zou al in 1886 afbranden.