De straat
In 1623 speculeerde Pieter Parel met grond in de buurt waar vroeger het Klooster in Galilea gestaan had. Hij bezat grote delen van het terrein dat ongeveer begrensd werd door de tegenwoordige straten Lange Poten, Spui, Houtmarkt en Korte Houtstraat. Pieter Parel woonde om de hoek op het Spui. Hij legde onder andere de Elsemoerstraat aan die de eerste eeuwen ook wel Parelstraat genoemd werd.
De Elsemoerstraat was een klein, smal straatje met pakhuizen. In 1889 woonden hier nog 97 mensen, waarvan 17 in hofjes. De straat liep van het Spui naar het Lage Zand, ongeveer tussen de huidige bibliotheek en de Hulshoff. De straat werd rond 1970 gesloopt.
Casanova
In 1759 arriveerde de beroemde Venetiaanse vrouwenversierder Giaccomo Casanova in Den Haag. Hij nam met zijn twee lakeien intrek in het hotel Prins van Oranje in de Elsemoerstraat. De straat bezat in die tijd enige standing en in het hotel logeerden diverse hoogwaardigheidsbekleders.
Casanova kwam niet naar Nederland om vrouwen het hof te maken, maar om 15 miljoen goudgulden te lenen.
Hij reisde in opdracht van de Franse koning Lodewijk XV, die in geldnood zat, naar het welvarende Den Haag. Casanova werd door de joodse bankier {tip Tobias Boas::De schatrijke Tobias Boas stond in Den Haag bekend als "een der besten onder de Jooden die hier sijn". Het Boas’ imperium werd na Tobias’ dood in 1782 nog tien jaar door zijn kinderen voortgezet. In 1792 ging het aan een faillissement ten onder.}Tobias Boas{/tip}, tevens de financier van stadhouder Willem IV, uitgenodigd voor het diner in de St. Jacobstraat.
Casanova ging echter eerst bij de Franse gezant langs. Daar hoorde hij dat de graaf De Saint-Germain óók in Den Haag was om geld voor Lodewijk XV te zoeken. De graaf van Saint-Germain was net zoals Casanova een charlatan en avonturier en regelmatig op de vlucht voor de autoriteiten.
Het is niet bekend wat Casanova met Boas besproken heeft. Hij vertrok later naar Amsterdam om daar te onderhandelen met bankier Hope, maar niet nadat hij een ruzie met twee Fransen uitgevochten had. "Ik liep een eindje in de richting Scheveningen om mijn tegenstander op te wachten". In een bosje gaf hij een van die twee Fransen een flinke degenstoot.