s-Gravenhage (gedicht)

W.J. van der Molen

's-Gravenhage (1984)

De hele dag hetzelfde beeld voor ogen,
de huizen zonnend op een klein terras,
pleinen als damstenen dooreen geschoven,
bomen voor anker in het ondiep gras.

W.J. van der Molen
W.J. van der Molen

Het ruime blauw der zeekant, niemandskilte.
Stamvogels hakken op het Buitenhof
de stenen uit het bolwerk van de stilte.
Wielen gonzen de lofzang van de stof.

Parken met handschriften van rozenperken,
het kostbaar monnikenwerk van de natuur
waarbij hemel en aarde samenwerken,
torens als bladwijzers in het azuur.

Hetzelfde beeld, straten die languit dromen
en een straat verder weer verdwenen zijn,
paarden en wolken, uitwaaiende bomen,
het blinkend engelenhaar van een fontein.

Sirenes die het wild der arbeid ruiken,
schoorstenen zittend in spiralen rook,
mensen voor niets en alles te gebruiken,
maar waar zij leven kunnen, leef ik ook.