Zo ik iéts ben, ben ik een Hagenaar.
De romans Eline Vere, Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... en De boeken der kleine zielen spelen zich af in de hofstad, maar werden deels in verre landen geschreven. Couperus keerde echter altijd terug naar zijn geboorteomgeving en woonde op negen verschillende Haagse adressen.
Mauritskade 11



Louis Couperus werd in 1863 geboren op de Mauritskade 11. Hij woonde hier tot november 1872, waarna de familie voor vijf jaar naar Indië vertrok.
Plaquette
Couperus overleed in 1923. Een paar jaar later, op 11 juni 1930 werd aan de gevel van dit woonhuis een gedenksteen onthuld door de burgemeester van Den Haag, J.A.N. Patijn. {tip title="Henri van Booven" content="Henri van Booven was de eerste biograaf van Louis Couperus die in 1933 het boek Leven en Werken van Louis Couperus schreef"}Henri van Booven{/tip} en {tip title="A. H. W. van Blijenburgh" content="De schermer van Blijenburgh was een van de weinige zeer goede vrienden van Louis Couperus"}A. H. W. van Blijenburgh{/tip} hielden een toespraak onder het toeziend oog van de weduwe Elisabeth Couperus-Baud.
De plaquette is van zandsteen gemaakt en meet 72 bij 80 cm. De ontwerper is Theo van Reijn.
Theo van Reijn formuleerde de gedachte achter het ontwerp als volgt: 'De stralende zon, bron van het levenverwekkende licht, symboliseert de geboorte van al het levende, hier aangeduid in verschillende bestaansvormen, zoals de vogel, die naar het licht vliegt. De bloeiende planten en de antilope, het levensblije dier. Door de richting der zonnestralen op naam en datum doelt het symbool inzonderheid op de geboorte van Louis Couperus'.
In ? werd de huisnummering aangepast naar nummer 43.
Het huis van Couperus vormt een geheel met de huisnummers t/m 57. Deze herenhuizen zijn ieder drie vensterassen breed. De onderste rand is van hardsteen, met daarboven pleisterwerk. De vensters hebben flauw getoogde omlijstingen met {tip title="kuifstuk" content="Een fors element in de architectuur dat, zoals de kuif van een vogel, nadrukkelijk pronkt om de aandacht te vangen"}kuifstukken{/tip} van stucwerk.
Nassaukade 4


Terug uit Indië verhuisde de vijftienjarige Louis in 1878 naar de Nassaukade nummer 4. Hij woonde hier met zijn ouders tot 1884. Louis schreef op dit adres zijn eerste dichtbundel Een lent van vaerzen.
Plaquette
Op 24 februari 1990 onthulde de fractievoorzitter van de VVD in de gemeenteraad Th.P. Monkhorst een plaquette op de gevel van het pand. De plaquette kwam tot stand op initiatief van uitgeverij BZZTôH. De uitgever van Couperus' werk, Uitgeverij Veen te Utrecht, betaalde een deel van de rekening..
De onthulling vond plaats bij het twintigjarig bestaan van BZZTôH. De gedenkplaat is gemaakt van kunststof en meet 55 bij 40 cm.
De tekst luidt: 'De dichter/schrijver Louis Couperus was van 1878 tot 1883 woonachtig op het Nassauplein 4. Hier schreef hij de gedichten voor zijn debuutbundel Een lent van vaerzen. Gij, die met blijden blik het leven ziet, Dat U niet dan een droom van liefde schijnt, o, beur mij uit dit naamloos zieleweedom! Hoor mijne klacht, wees mij een vriend, een vriend!
Fragment uit gedicht 'Gedroomd minnen' (Een lent van vaerzen; 1884).
In ? werd de tenaamstelling van het adres gewijzigd in Nassauplein 4.
Het gebouw is van belang voor de gemeente 's-Gravenhage wegens zijn schoonheid en zijn architectuur-historische waarde.
Blijenburg 38

Jan ten Brink
Vanaf 1878 bezocht Couperus de HBS aan het Blijenburg. Hij volgde daar lessen van literator Jan ten Brink. De latere auteur Frans Netscher was zijn schoolvriend. Nadat Louis in juli 1881 voor de tweede keer bleef zitten in de derde klas, verliet hij de school. Onder leiding van Jan ten Brink ging hij vervolgens studeren voor de akte M.O. Nederlands, die hij in december 1886 behaalde.
Couperus schreef over zijn tijd aan het HBS: 'En de school, de Hoogere-Burgerschool! De jongens hadden voor mij allen een luchtje: ik vond, dat ze zich niet waschten, en van passioneele drama's was geen sprake meer: er werd niet gesproken over vrouwen, ze waren niet verliefd op meisjes, en niemand had een innig vriendje.'
Surinamestraat 20


In 1884 liet vader Couperus een huis bouwen aan de Surinamestraat 20. Louis schreef hier in 1887 het eerste deel van zijn feuilleton Eline Vere. Dit succesvolle verhaal werd in dat jaar gepubliceerd in de Haagse krant Het Vaderland.
Hij trouwde op 9 september 1891 met {tip title="Elisabeth Baud" content="Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud werd geboren in Batavia en was zowel via Louis' vaders kant als via zijn moeders kant familie"}Elisabeth Baud{/tip}. Ze trouwden vanuit het huis van haar grootouders aan de Sophialaan 12 (in de roman De boeken der kleine zielen staat het pand model voor het huis van mevrouw Van Lowe). Het huwelijk van Couperus werd die dag in de Waalse Kerk ingezegend door ds. E. Lacheret.
In september 1891 betrokken Couperus en Elisabeth in Hilversum een klein buitenhuis genaamd 'Villa Minta'. Minta Baud was de zus van Elisabeth. Ze had ooit een oogje op Louis en hoopte voor 1891 dat ze met hem kon trouwen.
Na de dood van vader John Ricus Couperus werd het pand in 1903 verkocht aan Eerste Kamerlid Conrad Theodorus van Deventer. Hij gaf bouwkundige H. van Bergen Henegouwen de opdracht het pand te verbouwen. Daarbij werd de gehele achterzijde uitgebreid en werd aan de linkerzijde een keukenaanbouw gerealiseerd.
Celebesstraat 78

Na een jaar in Hilversum kreeg Couperus genoeg van het rustige buitenleven. Hij kwam terug naar Den Haag en betrok met Elisabeth voorlopig kamers in een pension, Celebesstraat 78. Hier schreef hij Majesteit en Extase?, het eerste boek dat uitgegeven werd door Uitgeverij Veen.
Het echtpaar Couperus vertrok op 1 februari 1893 naar Italië. Een week later overleed zijn moeder waarna Louis terugkwam naar Den Haag. In september van datzelfde jaar arriveerden de echtelieden weer in Florence.
Het pension aan de Celebesstraat 78 werd later verbouwd tot het bejaardentehuis Deo Volente.
Riouwstraat 178

Johanna
Johanna Fayan Vlielander Hein, de oudste zus van Couperus, woonde met haar echtgenoot Carel aan de Riouwstraat 178. Louis logeerde daar na zijn eerste reis naar Italië in 1894.
Jacob van der Doesstraat 123

Couperus vertrok bij zijn zus in de zomer van 1894 omdat hij een woning in de Jacob van der Doesstraat 123 gevonden had. Op dit adres schreef hij de boeken Wereldvrede en Hooge Troeven. Hier vertaalde hij ook een aantal fragmenten uit Flauberts La tentation de Saint Antoine.
In oktober 1895 vertrok Couperus weer naar zijn geliefde Italië.
Javastraat 70H


In het vroege voorjaar van 1896 keerde Couperus terug naar Den Haag.
In de Haagse Archipelbuurt was een groot aantal hotels en pensions gevestigd waar verlofgangers tijdelijk onderdak vonden.
Het pension van de dames Boelen verhuisde in 1893 van de Laan Copes van Cattenburgh naar de Javastraat 70h. Soms vestigden oud-Indiëgangers zich permanent in een pension, om in de nabijheid te zijn van gelijkgestemden en omdat zij aan de ondersteuning van personeel gewend waren.
Op dit adres begon Couperus aan zijn roman Metamorfoze.
In september van 1896 ging Couperus weer op reis, ditmaal naar Parijs.
Begin maart 1897 was hij terug en nam hij weer z'n intrek bij de zusjes Boelen.
Buitenland
In de zomer van 1897 liet Couperus zich uit de Haagse registers schrijven. Vanaf dat moment woonde hij permanent (tot 1915) in een buitenland en kwam hij af en toe op bezoek in Den Haag.
- Tijdelijke logeeradressen:
- 1898 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
- 1898 Javastraat 70H (pension)
- 1898 Riouwstraat 178 (woonhuis familie)
- 1899 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
- 1900 Javastraat 70H (pension)
- 1902 Surinamestraat 20 (woonhuis vader)
Molenstraat 26



Cateau
Couperus' zus Cateau trouwde in 1871 met Benjamin Marius Vlielander Hein. Ben en Toos bewoonden een groot pand aan de Molenstraat 26. Door het grote leeftijdsverschil (Ben was 25 jaar ouder dan Louis) vond Couperus hier een tweede ouderlijk huis.
In het voorjaar van 1904 logeerde de 40-jarige Couperus, die toen in Nice woonde, bij zijn zuster en zwager. En in 1905 opnieuw.
Begin februari 1915 waren Couperus en zijn vrouw vanuit Florence, na een lange afwezigheid, in Den Haag teruggekeerd, waar ze hun intrek namen in een hotel. Zijn zus wist echter niet dat haar broer terug in het land was. Couperus liet een bediende van het hotel een briefje brengen, met daarop het bescheiden verzoek: 'Mag ik komen koffiedrinken?'
Natuurlijk mocht dat en onmiddellijk daarna verhuisden Couperus en zijn vrouw naar het grote, vertrouwde huis ('niet een ouderlijk huis maar het is het bijna') aan de Molenstraat. Zij bleven hier wonen tot zij eind augustus naar de Hoge Wal 2 vertrokken.
De stemming en interieur van het grote huis aan de Molenstraat werden door Couperus gedetailleerd beschreven. Hij deed dit zonder nauwkeurig de straat en het huisnummer te noemen. Hij gaf de lezer op die manier wel een blik op wonen en werken van een deftige Haagse cassatie-advocaat aan het begin van twintigste eeuw.
Het Vaderland
Het Haagse dagblad Het Vaderland van 6 maart 1915: 'Thans ben ik in het oude huis. Het is niet een ouderlijk huis maar het is het bijna. [...] Hij werd binnen gehaald als een verloren zoon, ik meen als een verloren broêr. Een broér, die altijd anders doet dan een andere broêr: een broêr, die na tien jaren afwezigheid, niets meldt van zijn plotsen terugkeer en alleen maar den chasseur zendt niet een briefje, waarop: mag ik komen koffie-drinken...?'
`Het rijst daar op den hoek van twee oude straten der oude stad en bergt jaren lang reeds de inwoners, die steeds versmaadden de ruimere voornaamheid der nieuwe, banale wijken. Het huis, het oude huis is zéer Hollandsch. Het is oud Hollandsch en in zijn wat donkere kamers weeft de stemming reeds jaren en jaren lang dat onzichtbare, dat onzegbare maar zoo voelbare, dat niet is van geen nieuw huis. De gang is lang en smal en verschiet naar een geheimzinnige deur, die toegang geeft tot een geheimzinnig wenteltrapje... [...]
Ik heb het huis in vroegere, jongere jaren gekend als het blijde huis, veil feest, vol vreugd, vol drukke wereldschheid. Er is geweest in het huis verdriet en vreugd: de kinderen zijn er groot geworden, de groote kinderen hebben het huis verlaten, bijna allen, en de ouders zijn er achter gebleven, niet geheel eenzaam maar toch, onvermijdelijk in den weemoed der latere jaren, die altijd der weemoed zijn. Maar wat er ook gebeurd in het huis is, feest, vreugde, zorg, verdriet, wat er ook gegaan is en uit gewischt, de vreemde 'stemming' is altijd gebleven, als bezonken, zelfs dièper bezonken. Zij zal blijven, zoo lang bestaan zal liet huis.'
De kleinzoon van Cateau, Ben Vlielander Hein, was navigator bij de RAF en vloog samen met de Soldaat van Oranje 72 bombardementsvluchten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Hogewal 2



1e Wereldoorlog
Na enkele jaren met vele reizen, voelde Couperus in 1915 zich door oorlogsomstandigheden gedwongen om te repatriëren. Half augustus betrok hij een bovenwoning aan de Hogewal nummer 2, boven een kleermaker die op zijn etalageruit adverteerde voor Engelse en Schotse stoffen.
Aan de voorzijde op de eerste verdieping bevond zich de salon, die Couperus later tot zijn werkkamer inrichtte. Hij had er uitzicht op het water en een zeldzame moerasceder, die er nog steeds staat.
Hij schreef hier in 1919 de roman waarvan hij zelf het meeste hield, namelijk Iskander.
Hagenaar
Uit deze tijd stamt zijn beroemde uitspraak: 'Zo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar.'
Hij maakte plattegronden van de beide etages met daarin geschreven de functie van elke kamer. Er was ook een platje: `Délice des chats et des chattes!'
Couperus stuurde deze schetsjes naar zijn vriendin Emma Garzes in Florence.
10 oktober 1915: 'Inmiddels hebben wij zo ongeveer ons home ingericht; het is heel aardig, maar alles is nieuw, behalve de foto's van Italië, die ik heb laten inlijsten en die mij het aanbeden en verlaten land in herinnering brengen... 0, als U wist van het heimwee, dat zich soms van mij meester maakt, in de nachten van slapeloosheid...!
Toch, ik mag mij niet beklagen; het is goed weer terug te zijn in het vaderland, waar men mij bemint, kent, en fêteert... soms bijna te veel, voor mijn aard, die gij kent als meer die van een bohémien, die het prettig vindt onopgemerkt voorbij te gaan. Men verwent ons zeer; wij krijgen geschenken, bijna alsof wij met elkander trouwen!!'
En
`Ik zie, vooral uit mijn bovenste ramen - want je weet, trappenklimmen is de délice onzer Hollandsche woningen - vele wolken, waarlijk vrij veel hooihen en groen en dan, in de diepte, een Hollandsche stadsgracht, waar ik blijde om ben.
Die stadsgracht geurt den, mij van mijne geboorte bekenden, giroenigen geur uit, dien ik als 'Hagenaar' geen stank kan noemen omdat zij te bekend mij nog in het reukorgaan schijnt gebleven, omdat ook mijne kinderjaren in een huis, niet heel ver van mijn tegenwoordige woning, omwademd werden door dien geur, die zoo iets heel vreemds in mij opwekt van weemoedige jeugdherinnering, dat ik dit luchtje nièt schelden kan.
Op het groenige grachtwater varen dikwijls de eigenaardige vrachtschuiten aan en zoo heb ik in modern Den Haag toch nog iets verkregen, dat zoo half en half lijkt op een schilderachtig stadsgezicht.'
Couperus bleef tot 1921 op dit adres wonen. Daarna vertrok hij naar Afrika.
Sweelinckplein 13/14

Na terugkeer van zijn reis door Noord-Afrika in 1921 verbleef Couperus ongeveer twee weken in Hotel Duinoord aan het Sweelinckplein. Daarna bewoonde hij weer het vertrouwde appartement aan de Hogewal 2.
Het pand werd in de twintigste eeuw in appartementen gesplitst.
Bezuidenhoutseweg 15

Na een Aziatische reis nam de ernstig zieke Couperus in het najaar van 1922 voorlopig zijn intrek in Hotel Bellevue. Voor een prix d'ami stond de directeur hem een kleine salon af. Couperus was tevreden over het mooie uitzicht over de Hertenkamp en het aangrenzende Haagse Bos.
Couperus had op Hoogewal 2 nog kamers aangehouden zodat hij weer snel naar zijn inmiddels vertrouwde woonadres kon verhuizen.
Hotel Bellevue werd in 1750 gebouwd en in 1974 weer gesloopt. Het gold als een van de mooiste hotels van Den Haag. Bellevue stond op de plek van de huidige Spar op de hoek van de Rijnstraat met de Bezuidenhoutseweg (Staedion-gebouw). In 2020 onstond het plan om de huidige bebouwing te slopen en op deze plek, de Bellevue-locatie, twee 180 meter hoge torens neer te zetten.
De Steeg

Eind maart 1923 vertrok Couperus naar het plaatsje De Steeg in Gelderland. Hier had Elisabeth een nieuw huis ontworpen dat (deels) betaald werd door de fans van de grote schrijver. Louis Couperus overleed hier vier maanden later in juli 1923.
Het woonhuis in De Steeg overleefde de oorlog niet. Op deze plek staat nu een nieuwe woning, waar een klein bordje in de tuin herinnert aan het kortstondig verblijf van Louis Couperus
Oud Eik en Duinen

Louis Couperus liet zich cremeren in het plaatsje Driehuis. Zijn as werd enige tijd later op begraafplaats Oud Eik en Duinen bijgezet. Louis is te bezoeken op de Laan van Eik en Duinen 38. Het urnengraf bevindt zich aan de Hemelboomlaan. Het nummer is UM16.
Op Oud Eik en Duinen worden al 750 jaar Hagenaars begraven. Waaronder bijvoorbeeld de schrijvers Louis Couperus en Menno Ter Braak. Maar ook cabaretiers Jean Louis Pisuisse en Willy Derby en politici als Willem Drees en Abraham Kuyper.